Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3440/GV, 01 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:01-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/3440/GV

betreft: [klager]                                    datum: 1 juli 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.W. Bouwman, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 15 april 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming  (de Minister), en van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt – samengevat – toegelicht. Klager verzoekt om incidenteel verlof teneinde zijn Curaçaose rijbewijs in Nederland te verlengen. Het is noodzakelijk dat hij dit tijdig doet, omdat hij anders zijn rijbewijs opnieuw moet halen. Bovendien heeft het Openbaar Ministerie te Curaçao te kennen gegeven dat de kans dat hij daar geliquideerd wordt, levensgroot aanwezig is. Vanwege deze veiligheidsrisico’s is het niet mogelijk dat klager naar Curaçao terugkeert en daar zijn rijbewijs verlengt. Tegen deze achtergrond is de stelling van de Minister dat alle gedetineerden die in Europees Nederland zijn geplaatst, voor het einde van hun detentieperiode zullen terugkeren, onbegrijpelijk. Het is van belang dat klager na afloop van zijn detentieperiode over zijn rijbewijs kan beschikken. Uit het advies van de vrijhedencommissie volgt daarnaast dat zijn detentieperiode en eerder plaatsgevonden transporten geheel zonder problemen zijn verlopen. De bestreden beslissing is daarom ondeugdelijk gemotiveerd en op onredelijke gronden afgewezen. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht. Klager is in het kader van de zogenoemde ORD2 regeling tijdelijk van Curaçao naar Europees Nederland overgebracht. In deze regeling is bepaald dat de landen binnen het Koninkrijk op grond van veiligheid of medische gronden onderling detentiecapaciteit ter beschikking kunnen stellen, waarbij geen sprake is van overdracht of overname van het vonnis. Op het moment dat gedetineerden van de Cariben hier in Nederland geplaatst worden, vallen ze onder de werking van de Pbw en kunnen conform deze regeling aanvragen indienen. Op basis van beleid is bepaald dat deze groep gedetineerden niet voor vrijheden of detentiefasering in aanmerking komt en voor het einde van hun detentieperiode wordt teruggeplaatst. Op het moment dat klager naar Curaçao wordt teruggeplaatst, kan hij daar een aanvraag tot verlenging of vernieuwing van zijn rijbewijs indienen. Hierbij komt dat het niet mogelijk is een rijbewijs via het Curaçaohuis te Den Haag te laten verlengen. Gelet op het voorgaande is de noodzaak voor het verlenen van incidenteel verlof niet aangetoond of aannemelijk geworden. Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De vrijhedencommissie van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, mits het verlof onder begeleiding van het Bijzondere Ondersteuningsteam plaatsvindt. Het Openbaar Minister te Curaçao heeft zich van advies onthouden. De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Bonaire, Sint Eustatius en Saba opgelegde gevangenisstraf van twaalf jaren, wegens het medeplegen van moord, poging tot moord en vernieling. Hij is op grond van artikel 40 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (het Statuut) en de Onderlinge regeling als bedoeld in artikel 38 van het Statuut, regelende de samenwerking tussen Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten op het gebied van de onderlinge beschikbaarheid van detentiecapaciteit op medische gronden of in verband met dringende redenen van veiligheid (de Onderlinge regeling) op 23 maart 2015 van Curaçao tijdelijk naar een penitentiaire inrichting in Nederland overgeplaatst. Blijkens de inlichtingen van het OM te Curaçao valt de wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum op of omstreeks 22 maart 2021.  Op grond van artikel 40 van het Statuut kan een in Nederland of Curaçao gewezen vonnis in het gehele Koninkrijk ten uitvoer worden gelegd, met inachtneming van de wettelijke bepalingen van het land waar de tenuitvoerlegging plaatsvindt. Artikel 4, eerste lid, van de Onderlinge regeling bepaalt dat de gedetineerde zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen een termijn van zes maanden vanaf het tijdstip van tijdelijke overbrenging, terugkeert naar het land waarin de vrijheidsstraf is opgelegd. Van deze termijn kan volgens het derde lid worden afgeweken, indien dringende redenen van veiligheid en/of de aanwezigheid van medische complicaties van de gedetineerde daartoe nopen. In dat geval kan de termijn, bedoeld in het eerste lid, telkens met zes maanden worden verlengd. De toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft per brief van 1 oktober 2014 (kenmerk 556482) inzake tijdelijk naar Nederland overgebrachte Antilliaanse gedetineerden de volgende beleidslijn medegedeeld. Aan deze gedetineerden worden gedurende het tijdelijke verblijf in Nederland geen vrijheden toegestaan. Ten aanzien van gedetineerden die vanuit Aruba, Curaçao en Sint Maarten tijdelijk in Nederland zijn geplaatst, geldt daarnaast dat het Bureau Internationale Aangelegenheden, namens de Staatssecretaris, met het zendende land afspraken maakt over de duur van de plaatsing en over het moment en de wijze waarop de desbetreffende gedetineerde wordt teruggeplaatst. Aan de afwijzing van klagers verzoek is mede dit beleid ten grondslag gelegd.  De beroepscommissie stelt vast dat voormeld beleid van 1 oktober 2014 geen verlof te verlenen aan tijdelijk naar Nederland overgebrachte Antilliaanse gedetineerden is gebaseerd op het uitgangspunt van de Onderlinge regeling dat de gedetineerde zo spoedig mogelijk – in beginsel binnen een termijn van zes maanden – terugkeert naar het land waarin de vrijheidsstraf is opgelegd. Klager echter is inmiddels in het kader van deze tijdelijke overbrenging al meer dan vier jaar in Nederland gedetineerd. Bovendien heeft het Openbaar Ministerie te Curaçao te kennen gegeven dat het in klagers geval, ondanks het bepaalde in de Onderlinge Regeling, geen optie is naar Curaçao terug te keren, vanwege ernstig liquidatiegevaar. Aangezien klager na afloop van zijn detentieperiode niet naar Curaçao zal terugkeren, worden thans voorbereidingen getroffen hem in Nederland te laten vestigen. Gelet op de hierboven genoemde omstandigheden acht de beroepscommissie het niet redelijk als aan klager, (enkel) met een beroep op voornoemd beleid van 1 oktober 2014, geen vrijheden worden toegestaan.

Op grond van artikel 40 van het Statuut zal klagers verlofaanvraag en de afwijzing ervan worden beoordeeld aan de hand van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling). Ingevolge artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Artikel 31 van de Regeling bepaalt dat incidenteel verlof kan worden verleend om de gedetineerde in de gelegenheid te stellen, praktische voorbereidingen op zijn invrijheidstelling te treffen. Een dergelijk verlof wordt slechts verleend, indien de invrijheidstelling binnen drie maanden te verwachten valt en de voorbereidingen niet op andere wijze kunnen worden getroffen.  Klager verzoekt om incidenteel verlof teneinde de geldigheidsduur van zijn Curaçaose rijbewijs te verlengen. De beroepscommissie is van oordeel dat sprake is van omstandigheden die een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en die, ondanks het positieve advies van de vrijhedencommissie, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Uit de stukken komt naar voren dat klager is geplaatst op de lijst van gedetineerden met een vlucht- of maatschappelijk risico en dat sprake is van een (transport)risico ten aanzien van liquidatiegevaar. Zijn detentieperiode kenmerkt zich door een afwisseling van zowel positief als negatief gedrag, waarbij hij zeventien keer disciplinair is gestraft en waarbij sprake is van twintig positieve urinecontroles. Zo is aan klager op 8 januari 2019 een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel opgelegd, vanwege een positieve uitslag bij een urinecontrole op het gebruik van softdrugs, waarbij een kreatininegehalte van meer dan duizend is gemeten. Op 15 januari 2019 is aan klager een disciplinaire straf opgelegd van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens een dwingende en dreigende houding richting het personeel. Daargelaten of het voor klager mogelijk is zijn Curaçaose rijbewijs in Nederland te verlengen, valt bovendien zijn invrijheidstelling niet binnen drie maanden te verwachten. Er wordt daarom niet voldaan aan het bepaalde van artikel 31 van de Regeling.  In het licht van het voorgaande kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder e en i van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 1 juli 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven