Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3361/GB, 03 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:03-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/3361/GB

Betreft:            [klager]                                   datum: 3 juli 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.E. van Zon, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 4 april 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) met aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.) (een zogenaamd gestapeld traject) afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 17 februari 2014 gedetineerd. Hij verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep - samengevat - als volgt toegelicht.

De reden voor afwijzing is gelegen in de waardering van het verlofadres. Indachtig de pleegplaats van het incident waarvoor klager is veroordeeld, is het verlofadres in Zwolle niet goedgekeurd. Het alternatieve verlofadres in Epe is om andere redenen niet goedgekeurd. Klagers sociale contacten bevinden zich in Zwolle en daarom heeft hij een aanzienlijk belang bij resocialisatie in die omgeving. Vanzelfsprekend is vanuit het perspectief van de benadeelden van belang dat zij niet geconfronteerd worden met klager. Dat zou ondervangen kunnen worden door een locatie- en/of contactverbod. Een locatieverbod ligt voor de hand, niet voor heel Zwolle, maar voor bepaalde wijken. Zwolle is een grote stad. Het enkele gegeven dat de nabestaanden klager nooit meer willen tegenkomen, is onvoldoende om een gestapeld detentietraject niet te kunnen laten plaatsvinden. Onder deze omstandigheden zou het belang van klager zwaarder moeten wegen.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing - samengevat - als volgt toegelicht.

De reclassering heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres in Zwolle, omdat de nabestaanden - die getuige waren van de dood van het slachtoffer - een locatieverbod voor heel Zwolle en een contactverbod wensen. De reclassering acht het verlofadres in Epe eveneens ongeschikt, nu de bewoners geen contact wensen met de politie en geen openheid geven over wie op het adres ingeschreven staan. Gelet op het voorgaande beschikt klager niet over een aanvaardbaar verlofadres. Daarmee voldoet hij niet aan de voorwaarden voor deelname aan een gestapeld traject en kon het verzoek in redelijkheid worden afgewezen.

4.         De beoordeling

4.1.      Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kunnen in zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd. Op grond van het derde lid van de Regeling kunnen in afwijking van het eerste lid tevens voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting of afdeling in aanmerking komen, gedetineerden ten aanzien van wie een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een penitentiair programma aanwezig is. Het verblijf in de zeer beperkt beveiligde inrichting direct voorafgaande aan de plaatsing in het penitentiair programma duurt maximaal zes maanden.

4.2.      In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000, 176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is voor terugkeer in de samenleving, een belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), en of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3.      Het verzoek tot deelname aan een gestapeld traject is afgewezen vanwege het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres. Uit het dossier volgt dat klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren vanwege een inbraak in Zwolle, waarbij de 72-jarige bewoonster door klager omver is geduwd, met haar hoofd op de grond is gevallen en als gevolg daarvan is overleden. Twee familieleden van het slachtoffer zijn hiervan getuige geweest. De reclassering adviseert het verlof buiten Zwolle te laten plaatsvinden, omdat een confrontatie tussen klager en de nabestaanden zeer onwenselijk is. Het Informatiepunt Detentie Verloop onderschrijft dit verzoek van de nabestaanden. Zij wensen een locatieverbod voor heel Zwolle en een contactverbod. Zij hopen klager nooit meer tegen te komen. Gelet op de aard en de ernst van het delict waarvoor klager is veroordeeld, zijn proceshouding en het blijkens reclasseringsrapportage aanwezige forse strafblad en hoog recidive risico en tevens gelet op de wens van nabestaanden van het daarbij omgekomen slachtoffer, kon het verlofadres in Zwolle in redelijkheid worden aangemerkt als onaanvaardbaar. Het tweede verlofadres in Epe kon ook als onaanvaardbaar worden aangemerkt. Uit het deeladvies EC blijkt dat de bewoners van het adres geen politiecontact willen en niet eerlijk zijn geweest over wie op het adres zijn ingeschreven.

4.4.      Op grond van het voorgaande kon de Minister, mede in het licht van de belangen van de nabestaanden, in redelijkheid tot het oordeel komen dat klager niet beschikt over een aanvaardbaar verlofadres en niet voldoet aan de voorwaarden voor deelname aan een gestapeld detentietraject. De bestreden beslissing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 3 juli 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven