nummer: R-19/3355/GM
betreft: [klager] datum: 15 juli 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 21 maart 2019 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. Ter zitting van de beroepscommissie van 25 juni 2019, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.E. Berman, en namens de inrichtingsarts van de p.i. Leystad, […], verpleegkundige en wnd. hoofd zorg. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 4 maart 2019, betreft de weigering van een gesprek met de psycholoog en de weigering klager arbeidsongeschikt (hierna ook: a.o.) te verklaren.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Klager heeft meerdere malen tevergeefs verzocht om consultatie van de psycholoog over zijn situatie en zijn a.o.-status. Klager heeft geestelijke problemen van culturele aard. Een behandeling tijdens detentie laat lang op zich wachten, aangezien de nodige antropologische kennis bij de medische dienst ontbreekt. Tot die tijd kan klager zich niet veroorloven zich te begeven in omgevingen die zijn geestelijke en lichamelijke gezondheid in gevaar brengen. Als klager voor een ander werkt, krijgt hij koloniale flashbacks. Klager heeft via zijn moeder de emotionele bagage van haar oma, die slavin was, overgedragen gekregen. De verplichte arbeid in de inrichting levert daarom een onwaardig bestaan op. De psychische overbelasting waarmee dit gepaard gaat, uit zich volgens klager als een psychosomatische stoornis. Vóór klagers detentie werd hij behandeld bij De Waag. Helaas is deze behandeling niet afgerond. Klager heeft de medische dienst gevraagd de behandeling te mogen voortzetten bij de psycholoog om zodoende zijn beeldvorming bij te stellen. Klager heeft op 10 april 2018 een gesprek gehad met het hoofd zorg. Klager kon een andere psycholoog spreken. Klager heeft echter nimmer een oproep gekregen. Klager had graag de psycholoog willen spreken voordat een beslissing werd genomen omtrent zijn a.o.-status. Hij kreeg de psycholoog pas in februari 2019 te spreken. Zij zei dat ze er onvoldoende van af wist en zou er op terugkomen. Dat heeft een maand geduurd. Klager wilde niet met de verpleegkundige spreken, omdat zij geen gedragskundige is. Ook wilde hij geen medische informatie met haar delen. Het is immers een medisch geheim. Klager heeft de medische dienst er op gewezen dat hij eerder wel a.o. is verklaard.Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen. De psychologische dienst in de inrichting is sterk onderbezet. Daarom wordt bij elke hulpvraag beoordeeld of klager niet eerst door de verpleegkundige kan worden gezien. Klager wilde echter in het gesprek met de verpleegkundige geen openheid van zaken geven. Als klager eerder openheid had betracht, was een snellere verwijzing naar een psycholoog mogelijk geweest. De psycholoog maakt altijd deel uit van het psycho medisch overleg (PMO). Het multidisciplinair overleg (MDO) is een overleg waarbij de psycholoog niet altijd aanwezig is.
3. De beoordeling
Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, blijkt dat klager op 29 november 2018 is binnengekomen in de p.i. Lelystad. Op 10 december 2018 heeft klager gemeld dat hij in de p.i. Roermond arbeidsongeschikt is verklaard. Klager heeft de medische dienst verzocht deze a.o.-status in de p.i. Lelystad te continueren. Klager heeft de reden van zijn a.o.-status echter niet met de verpleegkundige bespreekbaar willen maken, omdat de verpleegkundige geen gedragskundige is. Klager wilde de psycholoog spreken. Klager heeft de verpleegkundige slechts een deel van een formulier laten zien. Klagers verzoek om hem a.o. te verklaren, is vervolgens besproken in het PMO waar de psycholoog onderdeel van uitmaakt. Het gesprek met de psycholoog waar klager om had verzocht, heeft plaatsgevonden, volgens klager in februari 2019 en daarna een maand later in maart 2019. De beroepscommissie merkt op dat het beter was geweest als klager wel alle informatie met de verpleegkundige had gedeeld. De verpleegkundige wordt door de inrichtingsarts betrokken in de medische zorgverlening en is ook gebonden aan geheimhouding. Hier komt bij dat de inrichting vanwege capaciteitsproblemen ervoor heeft gekozen een deel van de toegang tot de psycholoog via de verpleegkundige te laten verlopen. Het is dan ook niet onjuist dat klager zijn verzoek eerst met de verpleegkundige moet bespreken. De beroepscommissie is van oordeel dat gelet op klagers voorgeschiedenis zoals deze uit het medisch dossier naar voren komt en in aanmerking genomen dat de psycholoog onderdeel uitmaakt van het PMO, de inrichtingsarts heeft kunnen besluiten klager niet a.o. te verklaren. De inrichtingsarts kan mede gelet op de verschillende mogelijkheden voor het verrichten van arbeid in de inrichting een eigen afweging maken omtrent de a.o.-status van een gedetineerde en is niet gehouden aan beslissingen in een vorige inrichting. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien dan ook van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm.De beroepscommissie merkt nog wel op dat het in haar ogen vrij lang heeft geduurd voordat klager een psycholoog heeft kunnen spreken Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 15 juli 2019
secretaris voorzitter