Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3280/GB, 01 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:01-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/3280/GB

Betreft:            […]      datum: 1 juli 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.C. Polat, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een (fictieve) weigering van de Minister een beslissing te nemen, en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft geen beslissing genomen op klagers verzoek strekkende tot plaatsing van klager in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.).

2.         De standpunten

2.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De Minister heeft niet binnen zes weken op klagers verzoek beslist. Klager voldoet aan alle voorwaarden voor plaatsing in een z.b.b.i. Zijn detentiefasering had al maanden geleden moeten aanvangen. Klager beschikt over een goedgekeurd verlofadres en de reclassering heeft positief geadviseerd. Uit navraag blijkt dat het verzoek nog steeds in de inrichting ligt, omdat nog op adviezen gewacht zou worden. Dat mag echter niet voor rekening en risico van klager komen. Verzocht wordt aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

2.2.      Namens de Minister is te kennen gegeven dat er geen verzoek van klager tot plaatsing in een z.b.b.i. bekend is.

3.         De beoordeling

3.1.      De beroepscommissie stelt vast dat zich in het dossier geen verzoek van klager aan de Minister bevindt. Bij gebrek aan dat verzoek, kan niet geoordeeld worden dat de Minister (fictief) heeft geweigerd om daarop te beslissen. Het beroep moet daarom ongegrond worden verklaard.

3.2.      Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat het aan de gedetineerde is om – eventueel via zijn casemanager – een (over)plaatsingsverzoek in te dienen bij de Minister. Als klager meent dat in dat proces fouten worden gemaakt door de casemanager, dan kan klager daartegen beklag indienen op de voet van artikel 60 van de Pbw (vgl. RSJ 19 juli 2016, 16/1192/GA).

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 1 juli 2019.                                        

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven