Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3112/GB, 28 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:28-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/3112/GB

Betreft:            [klager]                                   datum: 28 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Serrarens, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 11 maart 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de locatie Sittard ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager is sinds 13 november 2018 gedetineerd. Hij verbleef in het arrestantenregime van de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave. Op 6 februari 2019 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Sittard.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep – samengevat - als volgt toegelicht.

Klager betwist dat de medische dienst van de locatie Sittard geen indicatie zou zien hem over te plaatsen naar het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ). De aan de inrichting verbonden arts heeft aan klager medegedeeld dat het JCvSZ klager niet wil opnemen. Dat ook de inrichtingsarts in de p.i. Grave heeft geprobeerd klager te laten plaatsen in het JCvSZ blijkt uit de aantekeningen in het medisch dossier. De gezondheidssituatie van klager is inmiddels verder verslechterd. Klager is doorverwezen naar de cardioloog. De cardioloog acht een maagverkleining geïndiceerd. Recentelijk is klager in het ziekenhuis behandeld voor een abces die tweemaal daags verzorgd moet worden. Het feit dat klager in de locatie Sittard niet in een passend bed kan slapen, verergert deze klachten. Primair meent klager dat hij detentieongeschikt is. Het JCvSZ is de enige locatie binnen het gevangeniswezen waar tot op zekere hoogte passende zorg kan worden verleend.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Naar aanleiding van het beroepschrift is navraag gedaan bij de medisch adviseur ten aanzien van klagers detentie(on)geschiktheid. Op 24 april 2019 is het bericht ontvangen dat klager detentiegeschikt is. Gelet hierop is de bestreden beslissing op juiste gronden genomen.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager heeft beroep ingesteld tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het reguliere gevangenisregime van de locatie Sittard. Primair meent hij dat hij detentieongeschikt is. Het JCvSZ is de enige locatie waar tot op heden passende zorg kan worden geboden.

4.2.      Uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Grave volgt dat het psycho-medisch overleg (pmo) geen indicatie ziet voor plaatsing in het JCvSZ. Volgens het pmo kan klager regulier worden geplaatst, met de kanttekening dat hij een groter bed krijgt in verband met zijn omvang. Naar aanleiding van het bezwaarschrift is op 8 maart 2019 navraag gedaan bij de medische dienst van de locatie Sittard. De dienst heeft aan de Minister medegedeeld dat er geen indicatie bestaat over te gaan tot plaatsing in het JCvSZ. Uit het meest recente advies van de medisch adviseur van 24 april 2019 blijkt kort gezegd dat klager (nog steeds) detentiegeschikt wordt geacht. Klagers gezondheidssituatie is volgens de medisch adviseur verre van ideaal, maar de noodzakelijke medicamenteuze zorg kan binnen de inrichting worden geleverd.

4.3.      De beroepscommissie overweegt dat de Minister in redelijkheid van voormelde informatie mocht uitgaan en de beslissing om klager te plaatsen in de locatie Sittard kan op basis daarvan niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hoewel uit het dossier voldoende blijkt dat klagers gezondheidssituatie zorgelijk is en veel aandacht behoeft, kan dit niet tot een ander oordeel leiden. Het beroep zal – gelet op het voorgaande – dan ook ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 28 juni 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven