Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 00/1754/TA, 24 januari 2001, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2001

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 00/1754/TA

betreft: [klager] datum: 24 januari 2001

De beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT), heeft kennis genomen van een op 30augustus 2000 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.M.E. Jansen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 4 augustus 2000 van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij de TBS-kliniek De Kijvelanden te Poortugaal,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 december 2000, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Over-Amstel te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn toenmalige raadsman mr. C.F. Wassenaar, en namens het hoofd vanvoormelde inrichting de heer [...], hoofd bewonerszorg. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet betrachten van de zorgplicht van de inrichting te reageren op klagers hulpvragen tijdens de nachtelijke uren van zaterdag 27 op zondag 28 november 1999, nadat klager door een arts was onderzocht.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
2.1. Het standpunt van klager
Door en namens klager is in beroep volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Klager heeft na het onderzoek op 28 november 1999 te omstreeks 01.00 uur door de arts, die hem niet kon afhelpen van een in zijnplasbuis vastzittende niersteen, ondanks de door de arts voorgeschreven medicatie, pijn gehouden en bloedverlies geleden. Hij heeft daarvan niet kunnen slapen en heeft ten minste drie keer via de intercom gepoogd om hulp te roepen.Ook heeft hij om hulp geroepen op momenten waarop hij meende dat personeelsleden op de afdeling controlerondes liepen.
Zijn roepen is gehoord door medeverpleegde [...], die daaromtrent een schriftelijke - bij de stukken aanwezige - getuigenverklaring heeft afgelegd, waar naar wordt verwezen. Er is in die nacht niet op zijn verzoeken om hulpgereageerd.
De aan de beroepscommissie overgelegde verklaring over het handelen van de verpleegkundige in die nacht dient buiten beschouwing te blijven, daar dit een verklaring is die niet door haarzelf is ondertekend.

De zorgplicht ex artikel 41 BVT is derhalve in het geheel niet betracht. Een zodanige nalatigheid is beklagwaardig ingevolge de jurisprudentie van de beroepscommissie.
De volgende ochtend is geconstateerd dat klager dringend medische hulp behoefde. Hij is toen terstond per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd, alwaar de niersteen door de uroloog is verwijderd. Deze arts was van oordeel datsprake was van een levens-bedreigende situatie.
Het beroep dient gelet op het vorenstaande gegrond te worden verklaard en klagers beklag dient eveneens, alsnog, gegrond te worden verklaard. Klager verzoekt, omdat hij door tekortschieten van de inrichting in een mensonwaardige enlevensbedreigende situatie heeft verkeerd en omdat hij nog steeds pijn lijdt en niet normaal kan plassen tengevolge van het feit dat hij te lang op verwijdering van de niersteen moest wachten, hem deswege een tegemoetkoming toe tekennen ad ƒ. 1500,--.

2.2. Het standpunt van het hoofd van de inrichting
Namens het hoofd van de inrichting is daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. De (vrouwelijke) arts die klager die nacht omstreeks 01.00 uur heeft onderzocht heeft geconstateerd dat een niersteen in klagers plasbuisaanwezig was, waardoor het plassen werd belemmerd. Klagers blaas was op dat moment volgens de arts niet vol. De arts heeft ontspannende medicatie voorgeschreven en heeft het medisch verantwoord geoordeeld om klager niet direct naarhet ziekenhuis te laten gaan, maar de situatie aan te zien tot de volgende ochtend. De verpleegkundige heeft, blijkens een brief d.d. 17 maart 2000 van de directeur bewonerszorg aan de commissie van toezicht, die nacht met klagerafgesproken dat hij een oproep zou doen bij verergering van de pijn; hem is gezegd niet te schromen dan een oproep te doen. Het personeel heeft echter die nacht geen oproepen van klager via de intercom ontvangen. In hetoverdrachtsjournaal staan geen oproepen van klager vermeld. De verpleegkundige maakt -standaard- deel uit van de nachtdienst, die ’s nachts met regelmaat rondes doet op de bewonersafdelingen. Die nacht is de verpleegkundige extraalert geweest op klager. Voorts zijn -blijkens een ter zitting van de beroepscommissie overgelegde verklaring d.d. 28 juni 2000 van de coördinerend sociotherapeut [...]- in verband met klagers situatie extra rondes gelopen. Tijdenshet lopen van de rondes is telkens, zij het zonder de deur van klagers kamer te openen, geconstateerd dat klager sliep.
Klagers afdeling was die nacht volledig bezet. Er zijn geen verklaringen van medebewoners, behoudens van de medebewoner L., dat zij klager hebben horen roepen. De verpleegkundige heeft klager de volgende ochtend om 09.00 uurbezocht. Klagers toestand was licht verergerd en daarom is de huisarts gebeld. Deze heeft om 10.00 uur geadviseerd klager naar het ziekenhuis te brengen. Aldus is geschied. De niersteen is door de uroloog verwijderd.
De inrichting is mogen afgaan op het voormelde beleid van de in die nacht dienstdoende arts. Het inrichtingspersoneel heeft zijn zorgplicht ten opzichte van klager betracht. De uitspraak van de beklagcommissie is daarom juist.

3. De beoordeling
De uitspraak van de beklagcommissie is op 18 augustus 2000 aan klager en het hoofd van de inrichting gezonden. Het (gestelde) beroepschrift d.d. 22 augustus 2000, gedateerd op de vierde dag na die van de gestelde ontvangst d.d. 18augustus 2000, is geadresseerd aan een onjuist postbusnummer en eerst op 22 november 2000 als productie bij de toelichting d.d. 17 november 2000 van de raadsman door het secretariaat van de Raad ontvangen. Het (herhaalde)beroepschrift d.d. 30 augustus 2000 is per faxbericht aan het secretariaat van de Raad gezonden en ontvangen op 30 augustus 2000, te weten op de twaalfde dag na die van de gestelde ontvangst. De termijn voor het instellen van hetberoep is derhalve overschreden.
De beroepscommissie houdt het er voor dat het beroepschrift d.d. 22 augustus 2000 daadwerkelijk op of omstreeks die datum is verzonden en tengevolge van een typefout in de adressering niet tijdig langs de reguliere weg door hetsecretariaat van de Raad is ontvangen. De typefout zal klager niet worden tegengeworpen en de beroepscommissie komt daarom tot het oordeel dat het beroep zo spoedig mogelijk is ingesteld als redelijkerwijs van klager kon wordenverlangd.
Het beroep is daarom in zoverre ontvankelijk.

De beroepscommissie overweegt ten aanzien van het onderwerp van het beklag het volgende.

Ingevolge artikel 41, eerste lid, BVT heeft de verpleegde recht op verzorging door een aan de inrichting verbonden arts. Het hoofd van de inrichting dient ingevolge artikel 41, derde lid, BVT zorg te dragen dat er een artsbeschikbaar is, ook buiten de voor het houden van spreekuur bestemde tijdvakken, indien dit in het belang van de gezondheid van de verpleegde noodzakelijk is. Hij dient in dit verband naar het oordeel van de beroepscommissie voortste zorgen dat de verpleegden toegang hebben tot de medische verzorging door de arts.

De beroepscommissie stelt vast dat het beleid van de dienstdoende arts, na haar onderzoek van klager op 28 november 1999 te omstreeks 01.00 uur, was dat klagers situatie de volgende ochtend opnieuw diende te worden bezien. Terontspanning en verlichting van de pijn zijn klager geneesmiddelen voorgeschreven. Ingeval de niersteen de volgende ochtend nog aanwezig zou zijn, diende opnieuw een arts te worden geconsulteerd.
De beroepscommissie acht het aannemelijk dat klager in enige mate signalen heeft gegeven dat hij hulp nodig had.
Ook acht zij het aannemelijk, gelet op de voormelde namens het hoofd van de inrichting genoemde stukken, dat door de dienstdoende verpleegkundige en de coördinerend sociotherapeut in die nacht extra aandacht aan klager is besteed,in de zin dat extra rondes zijn gelopen om te horen of klager wakker was. Hieruit volgt dat de voormelde zorgplicht op een bepaalde wijze is uitgevoerd.
In het midden dient te blijven of de zorgplicht voldoende is uitgevoerd, daar gelet op het bepaalde bij artikel 56, vierde lid, BVT geen beklag openstaat tegen de wijze waarop de inrichting een zorgplicht betracht.
De beklagcommissie heeft derhalve met juistheid op het beklag beslist.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, prof.dr. L.A.J.M. van Eck en J.L. Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 24 januari 2001.

secretaris voorzitter

Nummer: 00/1754/TA
Betreft: [...], verder te noemen klager.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden,van 15 december 2000, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Over-Amstel te Amsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg,
leden: prof.mr. L.J.A.M. van Eck en J.L. Brand.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. C.F. Swart-Babbé.

Gehoord zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.F. Wassenaar, en, namens het hoofd van de TBS-kliniek De Kijvelanden te Poortugaal, de heer [...], hoofd bewonerszorg.

Klagers raadsman heeft het woord gevoerd overeenkomstig door hem overgelegde en bij de stukken gevoegde pleitnotities.Door klager is hieraan nog toegevoegd dat hij nog steeds pijn en problemen ondervindt, omdat hij toen te lang opadequate medische hulp heeft moeten wachten.

Dhr. Benz heeft volhard in het door het hoofd van de inrichting tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt en heeft de volgende stukken overgelegd: een verklaring d.d. 28 juni 2000 van coördinerend sociotherapeut [...] en eenbrief d.d. 17 maart 2000 van de directeur bewonerszorg aan de secretaris van de commissie van toezicht bij de inrichting. Voorts is een chronologisch overzicht overgelegd van de handelingen ten aanzien van klager op 28 november1999.
Tenslotte heeft dhr. [...] desgevraagd nog verklaard dat klagers afdeling die nacht volledig bezet was en dat er geen verklaringen van medebewoners, behoudens van verpleegde [...], zijn dat zij klager hebben horen roepen.

secretaris voorzitter

Naar boven