Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 00/1610/TA, 20 december 2000, beroep
Uitspraakdatum:20-12-2000

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 00/1610/TA (tegemoetkoming)

betreft: [klager] datum: 20 december 2000

De beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT), heeft kennis genomen van een op 1augustus 2000 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Gravesteyn, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 25 juli 2000 van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij de TBS-Kliniek „De Kijvelanden“ te Poortugaal,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Het hoofd van de inrichtingheeft daarvan gebruik gemaakt en heeft voorts
op verzoek van de beroepscommissie schriftelijk nadere inlichtingen verstrekt.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de beslissing van de beklagcommissie
Bij uitspraak d.d. 19 april 2000 van de beroepscommissie is onherroepelijk beslist tot gegrondverklaring van klagers beklag tegen de beslissing van het hoofd van de voormelde inrichting tot intrekking van zijn eerder aan klagerverleende toestemming om de inrichting te verlaten voor een rouwbezoek (C 99/296/TA). De beklagcommissie heeft d.d. 25 juli 2000 besloten dat klager, vanwege de voormelde gegrondverklaring van zijn beklag, een tegemoetkoming toekomtin de vorm van een cd van Mario Lanza en een cd van de Fischerchöre, op de gronden als in de aangehechte uitspraak van de beklagcommissie weergegeven.

2. De standpunten
2.1. Het standpunt van klager
Klager kan zich niet verenigen met de tegemoetkomingsbeslissing van de beklagcommissie. Hij acht de tegemoetkoming in de vorm van de twee cd’s op generlei wijze een compensatie van het hem aangedane leed. Hij verzoekt daarom detegemoetkomingsbeslissing te vernietigen en te bepalen dat de compensatie zal worden genoten in de vorm van een bezoek aan het strooiveld waar de as van zijn overleden broer is uitgestrooid.

2.2. Het standpunt van het hoofd van de inrichting
Het hoofd van de inrichting voert in beroep aan dat klager te zijner tijd in de gelegenheid zal worden gesteld het voornoemde strooiveld te bezoeken. Daarbij wordt opgemerkt dat het „gedenken niet wegloopt“.
Het strooiveld ligt binnen het delictgebied van klager. Het bezoek zal kunnen plaatsvinden nadat klager is overgeplaatst van de extra beveiligde afdeling naar een beveiligde afdeling van de kliniek en nadat de nodige voorbereidendeactiviteiten in de desbetreffende streek hebben plaatsgehad. Gevraagd wordt de tegemoetkomings-beslissing van de beklagcommissie in stand te laten.
Het hoofd van de inrichting heeft desgevraagd aan de beroepscommissie bericht dat klager inmiddels bovenaan de wachtlijst staat voor overplaatsing van de extra beveiligde afdeling Koraal naar de beveiligde afdeling Opaal. Tweemaanden na deze overplaatsing zal binnen de afdeling Opaal een interdisciplinaire behandelings-bespreking plaatsvinden, waarin het multidisciplinaire behandelteam zich zal buigen over een advies aan de directie inzake hetverloftraject van klager.

3. De beoordeling
Het hoofd van de inrichting heeft op 27 september 1999 aan klager toegestaan om in het mortuarium nog eenmaal zijn overleden broer te aanschouwen. Het recht dat klager aan deze toestemming ontleende is - naar in beklag en beroep isgeoordeeld - geschonden door de bestreden intrekking op 28 september 1999 van de toestemming voor het voorgenomen rouwbezoek.
Ter compensatie van de niet meer ongedaan te maken gevolgen van de intrekkingsbeslissing heeft het hoofd van de inrichting aan klager toegezegd te zijner tijd het strooiveld waarover de as van zijn overleden lievelingsbroer isuitgestrooid te mogen bezoeken. Deze toezegging is nog niet kunnen worden gerealiseerd vanwege het gevaar dat klager thans nog oplevert. Van de baan is deze toezegging echter niet. Van een verschil van inzicht daarover is tussen dedirectie en klager geen sprake; slechts over het moment van het bezoek bestaat onenigheid. De klacht in beroep, dat de beklagcommissie een niet passende geheel andere tegemoetkoming heeft bepaald, is derhalve gegrond; zij is buitende grenzen van het geschil getreden. De beslissing van de beklagcommissie dient daarom te worden vernietigd.
Nu het hoofd van de inrichting als voormeld heeft voorzien in een tegemoetkoming
zijn er geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager in het kader van de beklag- en beroepsprocedure.

Anders dan wel uit de hierboven weergegeven beslissing van de beroepscommissie wordt opgemaakt wettigt deze beslissing - door haar schets van de unieke omstandigheden van het geval (waaronder: het betreft niet zomaar een familielid,maar de lievelingsbroer van klager) - niet de conclusie dat voortaan iedere toezegging van het hoofd van de inrichting een beklagwaardig recht oplevert (waarbij de beroepscommissie onder ogen heeft gezien dat zwaarwegendeomstandigheden afwijking van dat recht kunnen rechtvaardigen). Echter de toezegging van het hoofd van de inrichting aan klager om het strooiveld te mogen bezoeken ligt in het verlengde van de eerder aan klager gedane toezegging enzal mitsdien - bij onverhoopt niet, of niet tijdig gestand doen - op dezelfde voet moeten worden beoordeeld.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de tegemoet-komingsbeslissing van de beklagcommissie en bepaalt dat er geen termen aanwezig zijn om klager - naast de reeds door het hoofd van de inrichting voorzienetegemoetkoming - een tegemoetkoming toe te kennen.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, prof.dr. F.H.L. Beyaert en mr. Y.A.J.M. van Kuijck, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 20 december 2000.

secretaris voorzitter

Naar boven