Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2938/GM, 15 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:15-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/2938/GM

betreft: [klager]                                    datum: 15 juli 2019

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de tandarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 29 januari 2019 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 juni 2019, gehouden in de p.i. Vught, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. W. Bierens, gehoord. De tandarts verbonden aan de p.i. Ter Apel heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur van 10 oktober 2018, betreft de reparatie van klagers gebitsprothese.

 

2.         De standpunten van klager en de tandarts

Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Klager heeft zijn kunstgebit bij de tandarts laten repareren. Hij is niet tevreden over het resultaat. De tand die erin is gezet, is te groot. Van het gebit zijn stukken afgebroken, waardoor hij het gebit niet meer in zijn mond kan doen vanwege de scherpe randen. Tevens zit er een gat in het gebit. Klager eet al acht maanden vloeibaar voedsel. Hij kan zijn gebit moeilijk indoen en kan met gebit moeilijk praten. Vóór de reparatie had klager geen problemen. Klager meent dat hij door de inrichtingstandarts slecht is behandeld. Klager heeft meerdere malen zijn klachten besproken met de casemanager van de p.i. Vught. Er is niet met klager gesproken over het aanbrengen van een nieuwe laag op het ondergebit.

De tandarts heeft het volgende standpunt ingenomen. De inrichtingstandarts heeft zo goed mogelijk in samenwerking met de tandtechniker getracht de klachten van klager op te lossen. Klager is boos omdat hij vindt dat de onderprothese veranderd is door de tandtechniker: een ‘holletje’ aan de onderkant van de prothese ter plaatse van element 43 en een stukje rand ter plaatse van de omslagplooi onderfront zijn niet goed. De tandartsassistente en de tandtechniker bevestigden dat het gaatje er al zat vóór de uitbreiding van de prothese. De geplaatste tand in het vierde kwadrant is inderdaad wat groter dan de rest van de rij, maar stoort esthetisch gezien niet. Het ‘holletje’ en de omslagplooi zijn hersteld en er is een kleiner element op de plek van 43 geplaatst. Klager was nog steeds niet tevreden en wees naar een scherp randje aan de onderkant van de prothese. Ook is hij niet tevreden over de esthetiek. Zo vindt klager een gedeelte te doorzichtig. De tandtechniker heeft in het kunsthars een klein blauw referentiepuntje gezet. Als de prothese tegen het licht wordt gehouden, is een klein ijzerdraadje zichtbaar. Dit vindt klager storend. De tandarts heeft tegen klager gezegd dat hij met de tandtechniker zou overleggen. Het scherpe ‘streepje’ aan de onderkant van de vierde kwadrant is weggehaald.

 

3.         De beoordeling

Klager ondervindt klachten na de reparatie van zijn prothese. De onderprothese past niet, waardoor klager voor een periode van enkele maanden zijn prothese niet heeft kunnen gebruiken. De beroepscommissie merkt op dat het repareren van een prothese lastig is en naderhand problemen, waaronder pijnklachten, kan geven. Hieraan kunnen verschillende oorzaken ten grondslag liggen. In de stukken wijst klager onder meer op de grootte van een tand, een gaatje (holletje) aan de onderkant van de prothese, een ijzeren draadje en een blauw puntje. De beroepscommissie ziet onvoldoende reden om aan te nemen dat deze meer esthetische factoren de oorzaken van klagers klachten zijn.

De beroepscommissie stelt vast dat een rebasing van de prothese schijnbaar niet door de inrichtingstandarts is overwogen en in elk geval niet door hem is uitgevoerd. In de ogen van de beroepscommissie had dit gelet op de functionele klachten van klager wel in de rede gelegen. Ter zitting heeft het tandartslid van de beroepscommissie vastgesteld dat de onderprothese niet goed past. Naar het oordeel van de beroepscommissie is de inrichtingstandarts tekortgeschoten in de geboden nazorg.

De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de tandarts kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie acht een tegemoetkoming aangewezen en stelt deze vast op € 100,-.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.

Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Ter Apel toekomende tegemoetkoming op € 100,-.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, dr. H.J.P. Kroeze en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 15 juli 2019

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven