Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3152/GA, 03 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:03-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/3152/GA

betreft: [klager]                                    datum: 3 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.S. Korteling, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 13 maart 2019 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Ter zitting van de beroepscommissie van 3 mei 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. W.S Korteling, gehoord. Als toehoorder was daarbij aanwezig mr. dr. […], lid van de Raad. De directeur heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie. Ter zitting van de beroepscommissie heeft klager toestemming gegeven voor de verstrekking van het behandelplan. Dit behandelplan is aan de Raad toegezonden. De raadsman heeft de gelegenheid gekregen op dit behandelplan te reageren. Van deze gelegenheid heeft hij geen gebruikt gemaakt. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 13 maart 2019, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) gedurende drie maanden.

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Sinds hij de medicatie krijgt toegediend, slaapt hij slecht. Hij voelt zich onwenselijk en onprettig bij de toediening van de medicatie. Hij heeft last van zijn nek en sindsdien is hij erg sloom. Voordat hij de medicatie toegediend kreeg, functioneerde hij normaal. Hij heeft inmiddels vier keer een injectie toegediend gekregen. Hij krijgt elke twee weken één injectie. Klager ontkent agressief te zijn. Hij is een zachtaardig persoon. In het incident met de directeur en zijn behandelaar was hij niet agressief. Hij wilde alleen iets uitleggen en kreeg daarvoor geen gelegenheid. Daarom sloeg hij met een gebalde vuist in zijn andere hand. Of de a-dwangbehandeling zal worden verlengd of niet, is momenteel nog niet bekend. Klager heeft zijn psychiater gisteren nog gezien. Hij ziet het nut en het belang van het innemen van de medicatie niet. Hij weet nog niet hoe lang hij moet verblijven op de afdeling van het PPC. Zijn strafzaak loopt momenteel nog in hoger beroep en er staat nog geen inhoudelijke behandeling gepland. In die procedure is hij nog in afwachting van het rapport van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie. Klager verleent toestemming voor verstrekking van zijn behandelplan aan de Raad. Klager wil niet gedwongen medicatie krijgen toegediend. Volgens de beslissing zou het bij hem om ‘gevaar’ gaan. In de motivering wordt gewezen op zijn gedrag. Dit gedrag wijst volgens hem niet op gevaar dat vereist is voor het opleggen dwangbehandeling. Onvoldoende gemotiveerd is dat sprake is van gevaar. Er is niet voldaan aan eisen van doelmatigheid, subsidiariteit en proportionaliteit. Bij een waanstoornis is niet wetenschappelijk bewezen dat antipsychotica een gunstig effect heeft. De directeur heeft de bestreden beslissing als volgt – kort en zakelijk weergegeven – schriftelijk toegelicht.

Namens klager is betoogd dat het gevaarscriterium onvoldoende is gemotiveerd.

Op het moment van beoordelen was zeer zeker sprake van een gevaar zettende situatie. Klager was tot kort geleden redelijk te begrenzen, totdat hij zich, schijnbaar zonder aanleiding, uitgebreid en aan diverse personeelsleden bedreigend jegens zijn behandelaar begon te uiten. Onderliggend was hij zeer prikkelbaar en sloeg met zijn vuist tegen de deur. De bedreiging wordt gezien als voortkomend uit zijn oordeel- en kritiekstoornissen ten gevolge van zijn paranoïde psychose. Daarnaast heeft hij bij een treffen met de directeur van het PPC gedreigd dat hij, wanneer hij niet op een “diplomatieke manier” met haar zijn problemen kon bespreken, het op een andere manier zou oplossen. Daarbij ging hij voor haar staan en sloeg met een gebalde vuist in zijn andere hand. Daarnaast was hij dreigend in het contact met de psychiater tijdens het contact in het kader van de second opinion. Het afdelingspersoneel heeft gerapporteerd dat klager te kennen gaf dat, als de psychiater in zijn buurt zou komen, een ambulance zou moeten komen om haar op te halen. Klager heeft voorheen reeds diverse malen (be)dreigend en intimiderend gedrag laten zien: ernstige bedreiging tijdens het ten laste gelegde, het spugen naar personeel en herhaaldelijke bedreiging van de behandelcoördinator in het vorige PPC. Er is voldaan aan de eisen van doelmatigheid, subsidiariteit en proportionaliteit. Van antipsychotica mag verwacht worden dat zij de ernst van de symptomen van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis doen verminderen. Dwangmedicatie dient om gevaar voor agressie naar personeel af te wenden. Klager weigert elk inhoudelijk gesprek. Daardoor kunnen zijn gedrag en de behandelmogelijkheden niet besproken worden. Er is geen enkel ziektebesef en ziekte-inzicht bij klager. Sinds het begin van zijn verblijf op PPC Vught weigert hij het voorgeschreven antipsychoticum in te nemen. Er is thans geen andere mogelijkheid dan het inzetten van dwangmedicatie.

3.         De beoordeling

Op grond van het bepaalde in artikel 46e in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de stoornis van de geestesvermogens de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. De directeur heeft de beslissing klager een a-dwangbehandeling te laten ondergaan gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform het bepaalde in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Voorts is in beroep alsnog het behandelingsplan van klager overgelegd, waarin is voorzien in de mogelijkheid een geneeskundige dwangbehandeling toe te passen. Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het navolgende – kort en zakelijk weergegeven – naar voren. Bij klager is sprake van een paranoïde psychose met grootheidswanen en desorganisatie, mogelijk in het kader van een schizo-affectieve stoornis. Klager verbleef sinds maart 2018 in het PPC Haaglanden, waar hij een paranoïde psychotisch beeld met grootheidswanen liet zien, met afwerend gedrag. Vanwege intimiderend en dreigend gedrag naar personeel werd hij op 20 juli 2018 overgeplaatst naar het PPC Vught. Hij stelt zich in het PPC Vught afwerend op in contact, waarbij hij zich op hautaine wijze presenteert. In september/oktober 2018 verbleef klager in het Pieter Baan Centrum. Daar is een manische psychose is vastgesteld, waarvoor klager - door weigering medicatie - nooit adequaat is behandeld, aldus de rapporteurs van het PBC. Geleidelijk wordt meer chaotisch gedrag zichtbaar. Dat lijkt voort te komen uit een gedesorganiseerde gedachtegang. Klager was redelijk te begrenzen, tot hij - schijnbaar zonder aanleiding - uitgebreid en ten overstaan van diverse personeelsleden bedreigende uitlatingen jegens zijn behandelaar begon te doen. Hij was zeer prikkelbaar en hij sloeg met zijn vuist tegen de deur. De bedreiging wordt gezien als voortkomend uit de oordeel- en kritiekstoornissen ten gevolge van zijn paranoïde psychose en betreft nu zijn behandelaar, maar kan zich - gebaseerd op zijn psychotische belevingen - in de toekomst ook op anderen richten. Toedienen van dwangmedicatie is proportioneel, omdat het dient om gevaar voor agressie naar personeel af te wenden. Daarnaast weigert klager elk inhoudelijk gesprek. Daardoor kunnen zijn gedrag en behandelmogelijkheden niet besproken worden. Er is geen enkel ziektebesef en ziekte-inzicht bij klager. Hij weigert sinds het begin van zijn verblijf in het PPC Vught zijn antipsychoticum in te nemen. Hij reageert met verbale agitatie en een woordenstroom, wanneer op hem druk wordt uitgeoefend toch tot een (inhoudelijk) gesprek te komen. Van antipsychotica mag worden verwacht dat zij de ernst van de symptomen van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis doen verminderen. Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Verder is voldoende aannemelijk dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Tevens is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid voldoet. De beslissing van de directeur bij klager een dwangbehandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk of onbillijk. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, ing. M.J. Mulders en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 3 juni 2019

                         

                                                                                    

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

 

                       

 

 

 

 

 

Naar boven