Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 00/1126/TA, 21 augustus 2000, beroep
Uitspraakdatum:21-08-2000

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 00/1126/TA

betreft: [klager] datum: 21 augustus 2000

De beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT), heeft kennis genomen van een op 14 juni2000 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.A. van Harmelen, namens

[...], verder klager te noemen,

gericht tegen een uitspraak d.d. 6 juni 2000 van de enkelvoudige beklagrechter uit de commissie van toezicht bij de TBS-kliniek "De Kijvelanden" te Poortugaal (hierna: de inrichting),

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 juli 2000, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) "Over-Amstel" te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.A. van Harmelen, en het hoofd vanvoormelde inrichting de heer [...]. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de enkelvoudige beklagrechter
Het beklag betreft de verstrekking van een te lange catheter.

De enkelvoudige beklagrechter heeft klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
2.1. Het standpunt van klager
In het beroepschrift is aangegeven dat de enkelvoudige beklagrechter ten onrechte klager niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het uitgesloten zijn van beklag tegen zorgplichten van het hoofd van de inrichting ex artikel 56,vierde lid, BVT. De in dit artikel genoemde zorgplicht ziet echter op de zorgplicht ten aanzien van de tbs-verpleging en –behandeling in relatie met de stoornis van de verpleegde. In casu betreft het beklag het niet juist handelenvan een personeelslid, waarvoor de directeur uit hoofde van artikel 6, derde lid, BVT verantwoordelijk is.
Ter zitting is aan het vorenstaande het volgende toegevoegd.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid: het is op grond van artikel 6, derde lid, BVT de verantwoordelijkheid van de directeur te zorgen voor de hem toevertrouwde personen, bijvoorbeeld door hen te voeden. Op grond van datzelfdeartikel dient hij ook toezicht op het personeel te houden. De medische dienst is volledig op de hoogte van klagers medische status. Op 8 mei 2000 waren de door de uroloog voorgeschreven catheters niet voorhanden. Er is dus ietsmisgegaan. Daarvoor is de directeur in het kader van laatstgenoemde zorgplicht verantwoordelijk. Het is uitgesloten dat in een dergelijke situatie de directeur niet thuis geeft en dat klager niet zou kunnen klagen. Anders dan in dePenitentiaire Beginselenwet is er in de BVT geen medische klachtprocedure opgenomen, terwijl het mogelijk moet zijn om fouten aan de kaak te stellen. Daarenboven valt het niet of te laat bestellen van voorgeschreven catheters nietals medische handelen aan te merken. De maandcommissaris heeft niet bemiddeld. De commissie van toezicht heeft ondanks wekelijkse indiening van briefjes eerst vijf weken na het beklag gereageerd door de onderhavige uitspraak testuren. Klager vindt het onjuist dat de maandcommissaris zitting heeft in de beklagcommissie.
Inhoudelijk wordt nog het volgende opgemerkt: klager heeft met negatief gevolg een prostaatoperatie ondergaan. Ook lijdt hij aan nierstenen. Klager heeft vanuit het ziekenhuis een aantal 20 centimeter lange zogenaamdevrouwencatheters meegekregen. Deze en geen andere moest hij gebruiken volgens de uroloog. Een- tot tweemaal per dag brengt hij in het bijzijn van een verpleegkundige een catheter in om de plasbuis te openen, niet om de blaas teledigen. Op 8 mei 2000 waren de voorgeschreven catheters in bestelling. De verpleegkundige gaf een 60 centimeter lange, welke klager niet durfde in te brengen in verband met het risico van bloedingen. Volgens de verpleegkundige deedde lengte er niet toe en anders moest klager er maar een stuk afknippen. Wilde hij dat niet, dan lagen in een emmer nog catheters die klager twee dagen tevoren had gebruikt en die hij na het afwassen ervan opnieuw kon gebruiken. Deuroloog heeft de raadsvrouwe telefonisch bevestigd dat klager geen langere catheter mag gebruiken, omdat daarmee de sluitspier van de blaas zou kunnen worden geraakt. Afknippen is niet aangewezen, daar het handvat verwijderd wordtof het uiteinde niet meer glad is. Om even na elf uur die morgen heeft de verpleegkundige de raadsvrouwe gezegd dat kort daarvoor de goede catheters waren aangekomen en klager gebruik ervan had gemaakt.

2.2. Het standpunt van het hoofd van de inrichting
Klager is op goede gronden niet-ontvankelijk in zijn beklag verklaard. De Memorie van Toelichting op de BVT is voor wat betreft het ontbreken van een beklag- of beroepsmogelijkheid ten aanzien van de zorgplicht duidelijk en dat isniet voor niets. De inrichting beschikt over een gekwalificeerde huisarts en gekwalificeerde verpleegkundigen. Dezen zijn goed en daarmee houdt de verantwoordelijkheid van de directeur op. De commissie van toezicht heeft dedirecteur niet om inlichtingen gevraagd. Waarschijnlijk is er niet bemiddeld, daar binnen twee uur het probleem was opgelost.
De klager betreffende rapportage van de medische dienst d.d. 8 mei 2000 vermeldt dat om 9.00 uur klager dilatatie is aangeboden met een even dikke catheter als de hem voorgeschrevene en hem uitleg gegeven over het niet voorhandenzijn van die welke hij gewend is. De verpleegkundige heeft aangeboden hem te assisteren. Als alternatief is genoemd het aanbrengen van een teken om daar een stuk van het uiteinde af te knippen. Van geen van beide mogelijkheden wildebetrokkene gebruik maken en hij is weggelopen. Om 10.45 uur zijn de vrouwencatheters gearriveerd en is de dilatatie alsnog uitgevoerd. Om 11.00 uur is de bellende raadsvrouw gerustgesteld, aldus de rapportage van de verpleegkundige.

De directeur heeft in aanwezigheid van het afdelinghoofd, onder wie de medische dienst ressorteert, de gang van zaken geverifieerd. Ook de klager begeleidende sociotherapeut heeft voornoemde rapportage, inclusief klagers keus om om9.00 uur weg te lopen, onderschreven.

3. De beoordeling
Door de behandelend uroloog is aan klager wegens plasproblemen ten gevolge van vergruisde nierstenen het gebruik van catheters van een bepaalde lengte en dikte voorgeschreven. Op 8 mei 2000 waren de voorgeschreven catheters inbestelling en had de medische dienst slechts langere catheters van de juiste dikte voorhanden. Klager heeft ter zitting verklaard de hulp van de verpleegkundige bij het inbrengen van deze, dan wel het gebruik van een op devoorgeschreven lengte afgeknipte catheter te hebben geweigerd.

Het beklag blijkt te zijn gericht tegen het aanbieden van een verkeerde, te lange catheter wegens het in bestelling zijn van voorgeschreven exemplaren.

De enkelvoudige beklagrechter heeft klager in het beklag niet-ontvankelijk verklaard op grond van het in artikel 56, vierde lid, BVT bepaalde, aangezien het beklag de in artikel 41 lid b (lees: vierde lid onder b), BVT omschrevenzorgplicht van het hoofd van de inrichting betreft, welk artikel luidt: het hoofd van de inrichting draagt zorg voor de behandeling van de verpleegde op aanwijzing van een aan de inrichting verbonden arts voorzover deze niet kanworden aangemerkt als een behandeling, bedoeld in artikel 1, onder u, BVT.

De beroepscommissie beschouwt het beklag, als voormeld geformuleerd, gericht tegen
de wijze waarop inhoud is gegeven aan de medische behandeling van klager en derhalve tegen de wijze, waarop het hoofd van de inrichting de onder artikel 41, vierde lid onder b, BVT genoemde zorgplicht, welke verband houdt met het inhet eerste lid van voornoemd artikel genoemde recht op medische verzorging, jegens klager heeft betracht. Artikel 56, vierde lid, BVT sluit uitdrukkelijk beklag uit tegen de wijze waarop het hoofd van de inrichting een bij ofkrachtens deze wet gestelde zorgplicht betracht. Blijkens de Memorie van Toelichting op de BVT staat terzake van een zorgplicht voor de individuele verpleegde alleen de bemiddelingsprocedure open. Van bemiddeling is gelet op het terzitting door klager en het hoofd van de inrichting gestelde en het ontbreken van schriftelijke mededeling van bevindingen terzake van de bemiddeling niet gebleken.
De beroepscommissie is van oordeel dat klager op goede gronden niet-ontvankelijk in zijn beklag is verklaard. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de enkelvoudige beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, prof. dr. L.A.J.M. van Eck en dr. E. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 21augustus 2000.

secretaris voorzitter

nummer: 00/1126/TA

betreft : [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 25 juli 2000, gehouden in de penitentiaire inrichtingen "Over-Amstel" teAmsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker
leden: prof. dr. L.A.J.M. van Eck en dr. E. Rood-Pijpers.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E. van der Waal-van der Linden.

Gehoord zijn klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.A. Van Harmelen en namens het hoofd van de TBS-kliniek "De Kijvelanden" te Poortugaal de heer [...], directeur bewonerszorg.

Door en namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid: het is op grond van artikel 6, derde lid, BVT de verantwoordelijkheid van de directeur te zorgen voor de hem toevertrouwde personen, bijvoorbeeld door hen te voeden. Op grond van datzelfdeartikel dient hij ook toezicht op het personeel te houden. De medische dienst is volledig op de hoogte van klagers medische status. Op 8 mei 2000 waren geen door de uroloog voorgeschreven catheters voorhanden. Er is dus ietsmisgegaan. Daarvoor is de directeur in het kader van laatstgenoemde zorgplicht verantwoordelijk. Het is uitgesloten dat in een dergelijke situatie de directeur niet thuis geeft en dat klager niet zou kunnen klagen. Anders dan in dePenitentiaire Beginselenwet is er in de BVT geen medische klachtprocedure opgenomen, terwijl het mogelijk moet zijn om fouten aan de kaak te stellen. Daarenboven betreft het niet of te laat bestellen van voorgeschreven cathetersniet een medische handelen. De maandcommissaris heeft niet bemiddeld. De commissie van toezicht heeft ondanks wekelijkse indiening van briefjes eerst vijf weken na klagers beklag gereageerd door de onderhavige uitspraak te sturen.Klager vindt het onjuist dat de maandcommissaris zitting heeft in de beklagcommissie.
Inhoudelijk wordt nog het volgende opgemerkt: Klager heeft met negatief gevolg een prostaatoperatie ondergaan. Ook lijdt hij aan nierstenen. Klager heeft vanuit het ziekenhuis een aantal 20 centimeter lange zogenaamdevrouwencatheters meegekregen. Deze en geen andere moest hij gebruiken volgens de uroloog. Een- tot tweemaal per dag brengt hij in het bijzijn van een verpleegkundige een catheter in om de plasbuis te openen, niet om de blaas teledigen. Op 8 mei 2000 waren de voorgeschreven catheters in bestelling. De verpleegkundige gaf hem een 60 centimeter lange, welke klager niet durfde in te brengen in verband met het risico van bloedingen. Volgens de verpleegkundigedeed de lengte er niet toe en anders moest klager er maar een stuk afknippen. Wilde hij dat niet, dan lagen in een emmer nog catheters die klager twee dagen tevoren had gebruikt en die hij na het afwassen ervan opnieuw kongebruiken. De uroloog heeft de raadsvrouwe telefonisch bevestigd dat klager geen langere catheter mag gebruiken, doordat aldus de sluitspier van de blaas zou kunnen worden geraakt. Afknippen is niet aangewezen, daar het handvatverwijderd wordt of het uiteinde niet meer glad is. Om even na elf uur die morgen heeft de verpleegkundige de raadsvrouwe gezegd dat kort daarvoor de goede catheters waren aangekomen en klager gebruik ervan had gemaakt.

Door het hoofd van de voormelde inrichting -zakelijk weergegeven- als volgt verklaard.Klager is op goede gronden niet-ontvankelijk in zijn beklag verklaard. De Memorie van Toelichting op de BVT is voor wat betreft het ontbreken vaneen beklag- of beroepsmogelijkheid ten aanzien van de zorgplicht duidelijk en dat is niet voor niets. De inrichting beschikt over een gekwalificeerde huisarts en gekwalificeerde verpleegkundigen. Dezen zijn goed en daarmee houdt deverantwoordelijkheid van de directeur op. De enkelvoudige beklagrechter heeft de directeur niet om inlichtingen gevraagd. Waarschijnlijk is er niet bemiddeld, daar binnen twee uur het probleem was opgelost.
De klager betreffende rapportage van de medische dienst d.d. 8 mei 2000 vermeldt dat om 9.00 uur klager dilatatie is aangeboden met een even dikke catheter als de hem voorgeschrevene en hem uitleg gegeven over het niet voorhandenzijn van die welke hij gewend is. De verpleegkundige heeft aangeboden hem te assisteren. Als alternatief is genoemd het aanbrengen van een teken om daar een stuk van het uiteinde af te knippen. Van geen van beide mogelijkheden wildebetrokkene gebruik maken en hij is weggelopen. Om 10.45 uur zijn de vrouwencatheters gearriveerd en is de dilatatie uitgevoerd. Om 11.00 uur is de bellende raadsvrouw gerustgesteld, aldus de rapportage van de verpleegkundige.
De directeur heeft in aanwezigheid van het afdelinghoofd, onder wie de medische dienst ressorteert, de gang van zaken geverifieerd. Ook de klager begeleidende sociotherapeut heeft de gerapporteerde gang van zaken, inclusief klagerskeus om om 9.00 uur weg te lopen, onderschreven.

secretaris voorzitter

Naar boven