Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1907/TA, 02 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:02-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1907/TA

betreft: [klager ]           datum: 2 juli 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens […], verder te noemen klager,  gericht tegen een uitspraak van 6 september 2018 van de beklagcommissie bij het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de inrichting,  alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 21 maart 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord de raadsman mr. A.R. Ytsma, en namens het hoofd van voormelde inrichting […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur.
Als toehoorder aanwezig was [...], secretaris bij de Raad. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was gezorgd, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord. De beroepscommissie heeft naar aanleiding van de zitting het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk aanvullende informatie aan te leveren. Deze informatie is op 25 maart 2019 bij het secretariaat ontvangen. Klager en zijn raadsman hebben de gelegenheid gekregen op deze toegezonden informatie te reageren. De reactie van de raadsman is vervolgens op 8 april 2019 ontvangen. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het afsluiten van stroom in klagers verblijfsruimte gedurende de nachtelijke uren (VE 2018-92). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de instelling

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt      - kort en zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht. Er bestaat geen wettelijke grondslag en geen rechtvaardigingsgrond voor het afsluiten van stroom in klagers verblijfruimte gedurende de nachtelijke uren, ondanks opname van een dergelijke regel in de huisregels. De huisregels vinden geen grondslag in de wet. Het betreft een niet te rechtvaardigen inbreuk op klagers zelfbeschikkingsrecht en kwaliteit van leven. Het is aan klager zelf om te bepalen hoe hij zijn dag wil indelen. Er moet worden stilgestaan bij de verhouding tussen de zorgplicht van de overheid en de wens van klager ’s nachts op te blijven en niet mee te doen aan behandelprogramma’s. Het ‘bestwilcriterium’, waarbij leidend is de vraag of behandeling voor een patiënt het beste wordt geacht, is niet aanvaardbaar. Een duidelijke wens van een patiënt om niet behandeld te worden, mag niet zonder meer terzijde worden geschoven. Klager betwist bovendien dat hij zijn dag- en nachtritme had omgedraaid. Het gevolg van het afsluiten van de stroom was dat regelmatig alles werd uitgeschakeld, dus ook de nachtverlichting in de wc. Het ventilatiesysteem functioneerde alleen in de wc. In de periode waarin de stroom werd afgesloten, was sprake van tropische temperaturen en ook ’s nachts was het in klagers verblijfsruimte erg heet. Klager verzoekt een tegemoetkoming in de vorm van een nader door de Raad te bepalen geldbedrag. Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt - kort en zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht. Klager verblijft in de inrichting en heeft zich zodoende te houden aan de huisregels. Het is niet de bedoeling van een tbs-maatregel wanneer, zoals in deze zaak het geval is, door de inrichting wordt ingegrepen bij een patiënt die niet wil meewerken aan zijn behandeling en die in dat verband zijn dag- en nachtritme omdraait, hij met een beroep op het zelfbeschikkingsrecht in het gelijk wordt gesteld. Gezien wordt dat op momenten waarop klager een maatregel opgelegd krijgt, hij zijn kont tegen de krib gooit.
Het behandelteam wil voorkomen dat wanneer klager een maatregel opgelegd krijgt, hij zijn dag- en nachtritme omdraait. Navraag heeft opgeleverd dat klager ten tijde van de beslissing om de stroomtoevoer naar zijn verblijfsruimte ’s nachts af te sluiten, zijn dag- en nachtritme al had omgedraaid. Het afsluiten van de stroomtoevoer heeft als gevolg gehad dat de elektrische apparaten in de verblijfsruimte van klager niet in werking konden worden gesteld. Dit gold ook voor de verlichting, met uitzondering van de verlichting in de natte ruimte (toilet en douche). Het afsluiten had geen effect op het luchtventilatiesysteem en verwarmingssysteem, deze apparaten bleven in werking.
Klager wil niet meewerken aan zijn behandeling en volgt geen therapie. Gebleken is dat wanneer bij klager duidelijke regels worden gesteld, hij gaat meebewegen en zich aan afspraken houdt. In het kader van de orde en veiligheid in de inrichting is besloten tot afsluiten van de stroomtoevoer. Na één week was de situatie genormaliseerd en is de stroomtoevoer ’s nachts niet meer afgesloten.   

3.         De beoordeling

Ontvankelijkheid van het beklag

Uit de stukken leidt de beroepscommissie het volgende af. Klager heeft op 20 juni 2018 een maatregel van kamerplaatsing opgelegd gekregen, omdat hij zich volgens de inrichting niet hield aan afspraken die zijn gemaakt bij zijn kamerprogramma. Na een week vond er een gesprek plaats over het programma. Klager reageerde afwijzend op voorstellen tot contactmomenten in de groep. Blijkens het verweerschrift schatte het behandelteam in dat de kans groot zou zijn dat klager zijn dag- en nachtritme zou omwisselen, mede gelet op eerdere ervaringen. Daarom werd besloten tot het afsluiten van de stroomtoevoer in klagers verblijfsruimte gedurende de nachtelijke uren.  Op grond van artikel 56, eerste lid aanhef en onder e, Bvt kan een verpleegde beklag doen over een beslissing van het hoofd van de inrichting die een beperking inhoudt van een recht, dat hem op grond van een bij of krachtens de Bvt gegeven voorschrift dan wel enig ander wettelijk voorschrift of een ieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag toekomt.  Het is de vraag of de beslissing van het hoofd van de inrichting tot het afsluiten van de stroomtoevoer in strijd is met wet- en regelgeving en/of met het zelfbeschikkingsrecht, zoals door klager is gesteld. Klager is daarom terecht ontvangen in zijn beklag en de beroepscommissie zal de zaak inhoudelijk beoordelen.   Inhoudelijke beoordeling In artikel 5.2.7. van de Huisregels, staat het volgende vermeld: “De energietoevoer naar uw kamer kan worden afgesloten. Hiertoe wordt overgegaan bij bijvoorbeeld verstoring van het dag- en nachtritme of als u met uw geluidsinstallatie ondanks herhaalde aanmaningen overlast veroorzaakt en bij het in het gedrang komen van de algehele veiligheid van anderen en uzelf.”    Huisregels zijn aan te merken als in de inrichting geldende regelgeving en zolang dit niet strijdig is met hogere wet- of regelgeving kan de inrichting daaraan uitvoering geven.  De beroepscommissie volgt klager niet in zijn stelling dat zijn zelfbeschikkingsrecht voorop dient te worden gesteld in de zin dat hij zelf mag bepalen of hij behandeld wil worden en ’s nachts op wil blijven. Daarbij wordt als uitgangspunt genomen dat klager verblijft in een behandelsetting binnen het kader van een hem opgelegde maatregel tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.

Artikel 2, eerste lid Bvt vermeldt dat de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende straf of maatregel in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden zoveel mogelijk dienstbaar wordt gemaakt aan de behandeling van de veroordeelde en de voorbereiding op diens terugkeer in de maatschappij, met inachtneming van het karakter van die vrijheidsbenemende straf of maatregel. Door het gedwongen karakter en het doel van de terbeschikkingstelling en het daarmee gegeven belang dat verpleegden zo goed mogelijk hun behandeling (kunnen) volgen, kan het zelfbeschikkingsrecht in het gedrang komen en de aantasting daarvan gerechtvaardigd zijn. Naar het oordeel van de beroepscommissie komt het hoofd van de inrichting een zekere beoordelingsruimte toe bij de vraag wat dienstbaar is aan de ehandeling.

Gelet op het bepaalde in het tweede lid van artikel 2 Bvt, waarin staat dat de ter beschikking gestelde aan geen andere beperkingen wordt onderworpen dan noodzakelijk voor het doel van de vrijheidsbeneming of de orde en veiligheid in de inrichting, overweegt de beroepscommissie dat het doel van de stroomafsluiting is te bewerkstelligen dat het dag- en nachtritme van klager niet (langer) wordt verstoord. De beroepscommissie acht op basis van de nader door de inrichting toegezonden informatie aannemelijk geworden dat bij klager daadwerkelijk sprake was van omkering van het dag- en nachtritme. Klager wilde niet meewerken aan zijn behandeling en volgde geen therapie. Verstoring van het dag- en nachtritme staat op gespannen voet met de behandeling van klager. De inrichting heeft eerder bij klager ervaren dat op het moment dat duidelijke regels worden gesteld, klager gaat ‘meebewegen’. De stroomtoevoer in klagers verblijfsruimte is gedurende de nachtelijke uren afgesloten als stimulans om deel te nemen aan de behandeling. Het afsluiten van de stroomtoevoer is daarmee in het belang van de noodzakelijk geachte behandeling. Het afsluiten van de stroom in klagers verblijfsruimte had geen effect op de verlichting in de douche en het toilet. Na een week was de situatie weer genormaliseerd en is de stroomtoevoer weer hervat.
De beroepscommissie concludeert dat met de bestreden beslissing een gerechtvaardigde inbreuk is gemaakt op klagers
zelfbeschikkingsrecht waarbij de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid niet zijn geschonden. Evenmin is er strijd met het bepaalde in artikel 2 Bvt. Ten aanzien van de beweerdelijke bedorven goederen die klager in zijn koelkast zou hebben bewaard, overweegt de beroepscommissie dat niet is gebleken dat klager de inrichting hiervan op de hoogte heeft gesteld, waardoor de inrichting niet (tijdig) maatregelen heeft kunnen ondernemen om schade te voorkomen of te beperken. De beroepscommissie kan niet in voldoende mate vaststellen of en zo ja welke schade klager zou hebben gehad en gaat daarom aan deze stelling van klager voorbij. Naar het oordeel van de beroepscommissie is het besluit tot het afsluiten van de stroomtoevoer in het geval van klager te beschouwen als dienstbaar aan de behandeling en is de beslissing om dit zwaarder te laten wegen dan het zelfbeschikkingsrecht niet onredelijk of onbillijk. Evenmin acht de beroepscommissie het afsluiten van de stroomtoevoer gedurende een week disproportioneel. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. J.M.L. Niederer, leden,  in tegenwoordigheid van mr. M. Simpelaar, secretaris, op 2 juli 2019

 

            secretaris                                 voorzitter                   

Naar boven