Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1870/GA, 23 april 2019, beroep
Uitspraakdatum:23-04-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

                                                                     

nummer:          R-18/1870/GA

betreft: [klager]                                   datum: 23 april 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.L.C. Schoolderman, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 27 augustus 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen te Alphen aan den Rijn,  alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Klager, zijn raadsvrouw mr. F.L.C. Schoolderman en de directeur van voormelde p.i. hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 26 maart 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad. Klager heeft afstand gedaan van zijn recht om ter zitting te worden gehoord. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het openen van geprivilegieerde post buiten aanwezigheid van klager (AR 2018/1777). De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is rogatoir gehoord en heeft kenbaar gemaakt dat het gaat om post die hij twee of drie dagen voor de beklagdatum heeft ontvangen. In het verweerschrift van de directeur wordt inhoudelijk ingegaan op de klacht en wordt niet gesteld dat er  onvoldoende duidelijkheid was met betrekking tot de datum waarop de post zou zijn geopend. Het niet vermelden van de datum waarop de post zou zijn geopend hoeft niet tot  niet-ontvankelijkheid te leiden, zolang maar anderszins duidelijk is wanneer de gestelde overtreding zou zijn begaan. In het onderhavige geval heeft klager voldoende nauwkeurig kenbaar gemaakt wanneer zijn geprivilegieerde post zou zijn geopend, zodat de beklagcommissie in haar uitspraak ten onrechte heeft aangenomen dat de klacht van klager onvoldoende nauwkeurig was. Het feit dat klager niet meer met zekerheid kan zeggen of de geopende brief van zijn toenmalige advocaat in een dubbele envelop is verzonden, noopt evenmin tot niet-ontvankelijkheid. Het is in het kader van het recht ex art. 36, tweede lid, van de Pbw immers irrelevant of de post in een enkele of dubbele envelop is ontvangen. Als directeur poststukken afkomstig van een advocaat wenst te openen, dan dient dit in het bijzijn van de betreffende gedetineerde te geschieden. Dit is in het onderhavige geval niet gebeurd, hetgeen een schending van het bepaalde in artikel 36, tweede lid, van de Pbw vormt. De directeur heeft  in beroep aangegeven te persisteren bij zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie.

3.         De beoordeling

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, nu klager in het klaagschrift onvoldoende nauwkeurig heeft vermeld over welke beslissing wordt geklaagd en geen datum is genoemd waarop buiten de aanwezigheid van klager geprivilegieerde post is geopend. Klager is rogatoir gehoord en tijdens dat verhoor heeft klager aangegeven dat hij twee á drie dagen voordat hij zijn klacht had ingediend, had geconstateerd dat de door hem ontvangen post van zijn advocaat reeds was geopend. Gelet hierop is naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende duidelijk gemaakt waartegen de klacht zich richt en dient klager alsnog te worden ontvangen in zijn beklag. De uitspraak van de beklagrechter zal daarom worden vernietigd en klager zal alsnog worden ontvangen in zijn klacht. Uit artikel 36, tweede lid, van de Pbw volgt dat brieven of andere poststukken, afkomstig van of bestemd voor de in artikel 37, eerste of tweede lid, van de Pbw genoemde personen of instanties, waaronder de rechtsbijstandverlener, slechts in het bijzijn van de gedetineerde voor wie zij bestemd zijn, mogen worden onderzocht op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen en hiertoe mogen worden geopend. Artikel 3, eerste lid, van de Regeling geprivilegieerde post gedetineerden (de Regeling) bepaalt dat de afzender genoemd in artikel 37, eerste lid, van de wet, zijn brief in een gesloten envelop doet en deze aan de gedetineerde adresseert. De afzender sluit de envelop af, voegt deze in een andere envelop en adresseert deze aan de directeur met het verzoek de bijgesloten envelop aan de gedetineerde uit te reiken. De afzender dient er zorg voor te dragen dat kenbaar is in welke hoedanigheid de afzender de brief heeft geschreven. Klager heeft verklaard het voorval niet te hebben besproken met zijn advocaat en dat hij niet weet of de envelop in een dubbele envelop is verzonden. Derhalve is naar het oordeel van de beroepscommissie niet aannemelijk geworden dat de betreffende post conform artikel 3 van de Regeling is verstuurd. Tevens is niet aannemelijk geworden dat, indien al kenbaar was dat het geprivilegieerde post betrof, deze post buiten aanwezigheid van klager is geopend. Door het afdelingshoofd is navraag gedaan bij zowel het afdelingspersoneel als de medewerkers van de postkamer. Geen van de persoonsleden kan zich herinneren of in het systeem terugvinden dat er rond de door klager genoemde datum een poststuk van de advocaat van klager is geopend. Het beklag zal dan ook alsnog ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, ing. M.J. Mulders en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 23 april 2019.

               

secretaris         voorzitter

 

Naar boven