nummer: R-18/1704/GA
betreft: [klager] datum: 3 juni 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 16 juli 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie De Schie te Rotterdam, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de onheuse bejegening van klager door een personeelslid (klachtnummer S-2018-000202). De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De bewaker terroriseert en kwelt klager nog steeds. Klager wenst dat de beroepscommissie zich schaart aan de zijde van degene die onrecht is gedaan en dat de pleger van het onrecht wordt bestraft. De camera´s in de gevangenis vormen het bewijs voor de agressie van de bewaker en voor het door hem gepleegde onrecht. De directeur persisteert bij zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter.
3. De beoordeling
Ingevolge artikel 60, eerste lid, van de Pbw kan een gedetineerde bij de beklagcommissie beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. De klacht ziet op de bejegening van klager door een personeelslid binnen de inrichting. De beroepscommissie is van oordeel dat de bejegening van klager in de inrichting geen door of namens de directeur jegens klager genomen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw betreft en dat klager derhalve niet in zijn beklag kan worden ontvangen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd met verbetering van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met verbetering van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 3 juni 2019.
secretaris voorzitter