Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3092/GB, 28 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:28-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/3092/GB

Betreft:            [klager]            datum: 28 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. van den Berg, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 22 februari 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem  over te plaatsen naar de ISD-afdeling van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager is sinds 14 februari 2017 gedetineerd. Hij verbleef in de p.i. Almere. Sinds 11 december 2018 verblijft hij op de ISD-afdeling van de p.i. Nieuwegein.

3.         De standpunten

3.1.      Door en namens klager is het beroep - samengevat - als volgt toegelicht.

Vooropgesteld wordt dat de sluiting van de p.i. Almere  al maandenlang bekend was. Er was daarom geen sprake van een kort tijdsbestek waarbinnen gedetineerden moesten worden uitgeplaatst. Niet blijkt dat is onderzocht of in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad plek was. Het selectieadvies was bovendien onvolledig, nu daarin klagers voorkeur niet stond opgenomen. Het had op de weg van de Minister gelegen navraag te doen naar klagers voorkeur. Van enige belangenafweging is voorts niet gebleken. Het JC Zaanstad geniet klagers voorkeur, omdat plaatsing in het JC Zaanstad veel beter aansloot op het reeds ingezette ISD-traject. Dit staat niet opgenomen in het selectieadvies en is een tekenend voorbeeld van het totale gebrek aan communicatie en overdracht binnen het justitieel apparaat. Zijn behandeling is voorts gestagneerd door de overplaatsing. Klager heeft een verzoek tot beëindiging van de ISD-maatregel ingediend. Dit verzoek is behandeld op 22 maart 2019. Ter zitting is door de toezichthouder van de ISD-maatregel aangegeven dat vanuit de p.i. Almere geen enkele overdracht heeft plaatsgevonden. De trajecten die klager in de p.i. Almere volgde waren verbonden aan instanties die gevestigd zijn in de buurt van het JC Zaanstad. In de p.i. Nieuwegein dienen de trajecten opnieuw te worden opgestart, waardoor de behandeling in het kader van de ISD-maatregel onnodige vertraging oploopt.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing - samengevat - als volgt toegelicht.

Vanwege de sluiting van de p.i. Almere, moest deze in een kort tijdsbestek worden leeggemaakt. Het overplaatsen van gedetineerden naar inrichtingen die op dat moment plek hebben, prevaleert in een dergelijk geval boven de persoonlijke belangen van gedetineerden. Hoewel klager aangeeft dat hij zijn voorkeur heeft uitgesproken, staat dit niet opgenomen in het selectieadvies. De sluiting van de p.i. Almere en de overplaatsing van een groot aantal gedetineerden, heeft ertoe geleid dat de trajecten vertraging hebben opgelopen. Inmiddels is de nodige aandacht aan het traject van klager besteed.

4.         De beoordeling

4.1.      Op 20 november 2018 heeft de directeur van de p.i. Almere klager voorgesteld voor overplaatsing naar de p.i. Nieuwegein, vanwege de sluiting van de p.i. Almere. Bij beslissing van 5 december 2018 is klager geselecteerd voor de ISD-afdeling van de p.i. Nieuwegein.

4.2.      De beroepscommissie stelt voorop dat ook bij overplaatsingen in het kader van sluiting van inrichtingen een belangenafweging dient plaats te vinden, waarbij tevens het belang van klager dient te worden meegenomen. Beschikbare celcapaciteit kan daarbij, mits deugdelijk onderbouwd, een rol spelen. Van een zorgvuldige belangenafweging, waarbij tevens rekening is gehouden met klagers belang, is naar het oordeel van de beroepscommissie niet gebleken. Hoewel in het selectieadvies klagers voorkeur niet staat opgenomen, had het op de weg van de Minister gelegen onderzoek te doen naar klagers voorkeur, zijn belang bij regionale plaatsing en zijn lopende ISD-traject.

4.3.      De bestreden beslissing is - gelet op het voorgaande - onvoldoende toereikend gemotiveerd en deze dient derhalve  te worden vernietigd.
De Minister zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 28 juni 2019.

secretaris         voorzitter

Naar boven