Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3512/GA, 26 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:26-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/3512/GA

betreft: [Klager]           datum: 26 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Serrarens, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 10 april 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Sittard, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juni 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, en mevrouw […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Sittard. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Als toehoorder was aanwezig mevrouw […], die als stagiaire mee was met de beroepscommissie. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het feit dat klager, ondanks de toezegging van zijn casemanager en het afdelingshoofd, niet tijdig gebruik heeft kunnen maken van de computer in het re-integratiecentrum om zijn btw-aangifte te doen (G-2019-000209). De beklagrechter heeft het beklag (kennelijk) ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft in februari 2019 via een verzoekbriefje aan de casemanager gevraagd of hij de computer in het re-integratiecentrum mocht gebruiken voor het doen van zijn btw-aangifte. Op dit eerste verzoek heeft hij geen reactie gekregen. Op 10 maart 2019 heeft hij nogmaals een verzoek ingediend en dat verzoek ook mondeling aan het afdelingshoofd gedaan. Op 13 maart 2019 is hem vervolgens toegezegd dat hij die dag van de computer in het re-integratiecentrum gebruik zou kunnen maken, maar hij is daarvoor niet opgeroepen. Op 14 maart 2019 is hem beloofd dat hij uiterlijk op 18 maart 2019 zou worden opgeroepen, maar op 20 maart 2019 was hij nog steeds niet opgeroepen. De informatie van de directeur dat klager op 13 en 20 maart 2019 zou zijn opgeroepen, is onjuist. Ook op 27 maart 2019 is hij niet opgeroepen. Hij heeft in de door hem ingediende verzoekbriefjes duidelijk aangegeven dat hij voor een bepaalde datum, te weten 1 april 2019, zijn btw-aangifte moest doen. Hij moet iedere maand btw-aangifte doen en kan dat niet nog op 1 april 2019 doen. Hij is niet in de gelegenheid gesteld voor 1 april 2019 zijn btw-aangifte te doen en heeft inmiddels een verzuimboete gekregen. Ook na 1 april 2019 is het niet goed gegaan met het oproepen van klager om gebruik te maken van de computer in het re-integratiecentrum. Als het oproepen enkel door middel van een telefoontje naar de afdeling geschiedt, is de kans groot dat een dergelijke oproep klager niet bereikt. Het kan zo zijn dat hij een keer bij de dokter was op het moment dat hij werd opgeroepen, maar het kan niet zo zijn dat meerdere oproepen of meldingen hem niet hebben bereikt. Hij kan niet zelf naar het re-integratiecentrum en is daarvoor afhankelijk van een oproep.  De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is wel degelijk opgeroepen. Een dergelijke oproep geschiedt via de casemanager door middel van een telefoontje naar de afdeling. Klager heeft op 27 april 2019 alle papieren bij het re-integratiecentrum ingevuld en is daar ook op de dag van de zitting van de beroepscommissie mee bezig. Als het klager om wat voor reden dan ook niet lukte zijn btw-aangifte te doen en dit wel noodzakelijk was, had hij daarvoor ook iemand kunnen machtigen. 

3.         De beoordeling

Namens klager is aangevoerd dat klager ondanks herhaalde verzoeken en toezeggingen daartoe, niet is opgeroepen om de computer in het re-integratiecentrum te gebruiken voor het doen van zijn btw-aangifte. De directeur heeft dit weersproken en stelt dat klager in de periode tot 1 april 2019 driemaal is opgeroepen om van de computer in het re-integratiecentrum gebruik te maken. Klager heeft onvoldoende weersproken dat dit het geval is geweest. Bij deze stand van zaken kan de beroepscommissie niet vaststellen dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming in het handelen van de directeur en zodoende dat de directeur in zijn zorgplicht jegens klager is tekortgeschoten. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 26 juni 2019.

secretaris         voorzitter

 

Naar boven