Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3531/GB, 28 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:28-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/3531/GB

Betreft:            [klager]                                                                      datum: 28 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.W. Bouwman, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 18 maart 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister),  en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers overplaatsingsverzoek naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen te Alphen aan den Rijn afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 2 november 2017 gedetineerd. Hij verblijft op dit moment in de gevangenis van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager heeft dringende persoonlijke omstandigheden aangevoerd, die maken dat hij vraagt te worden teruggeplaatst naar de p.i. Alphen. Als alternatieve locatie wenst hij te worden overgeplaatst naar de p.i. Krimpen aan den IJssel en bij voorkeur op de afdeling ‘De Compagnie’. Klager is inderdaad op eigen verzoek in december 2018 overgeplaatst naar de p.i. waar hij op dit moment verblijft, maar dit verzoek heeft hij met name gedaan in het kader van zijn lichamelijke revalidatie. Inmiddels is hij hersteld en verblijft hij niet langer op een extra zorg voorziening. Voorts blijkt uit het selectieadvies dat klager vooralsnog geen bezoek heeft ontvangen. Zijn partner is woonachtig in Den Haag. Daarbij heeft hij een dochtertje. Zowel klagers vader als zijn vriendin zijn wegens gezondheidsklachten niet tot reizen in staat. De passages in het selectieadvies omtrent zijn vermeende negatieve gedrag op de extra zorgvoorziening en de vaderafdeling, zijn onjuist. Het besluit moet gelet op het voorgaande als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager stelling dat zijn vader niet in staat is te reizen wordt niet onderbouwd door een arts of medicus. Bezoekproblemen zijn inherent aan het ondergaan van detentie en vormen geen selectiecriterium. Bovendien kan klager een verzoek indienen tot het tijdelijk verlaten van de inrichting om zijn vader te bezoeken. Voor zijn psychische klachten kan klager terecht bij de medische dienst of inrichtingspsycholoog. De wachtlijsten voor de p.i. Alphen en de p.i. Krimpen aan den IJssel zijn momenteel dermate lang, dat klager wordt geadviseerd te zijner tijd een nieuw overplaatsingsverzoek in te dienen.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager heeft - zo blijkt uit zijn motivatiebrief - verzocht om overplaatsing naar de p.i. Alphen, omdat zijn vader ernstig ziek is en de reisafstand maakt dat hij niet op bezoek kan komen. Ook heeft zijn vijfjarige dochter hem al drie maanden niet kunnen zien. Ook klagers vriendin kampt met gezondheidsklachten. Hij wenst daarom te worden teruggeplaatst naar de p.i. Alphen, omdat deze p.i. zich dichtbij Den Haag bevindt.

4.2.      Het verzoek tot overplaatsing kon naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid worden afgewezen. Hiertoe neemt zij de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking. Klager verblijft sinds eind 2018 in de gevangenis van de p.i. Veenhuizen, waar hij conform zijn destijds uitgesproken voorkeur na veroordeling in eerste aanleg is geplaatst. Namens klager is aangevoerd dat hij toen zijn voorkeur heeft uitgesproken voor de locatie Norgerhaven in het kader van zijn lichamelijke revalidatie en nu is hersteld. Dat enkel sprake zou zijn van een medische indicatie tot plaatsing in de locatie Norgerhaven, zoals door klager gesteld, vindt echter geen steun in het dossier. Voor zover namens klager is aangevoerd dat sprake is van bezoekproblemen op medische gronden, is de beroepscommissie van oordeel dat deze stelling niet, dan wel onvoldoende feitelijk is onderbouwd. De bestreden beslissing kan gelet op het voorgaande, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 28 juni 2019.

    secretaris         voorzitter

 

Naar boven