Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/1833/SGA, 27 juni 2019, schorsing
Uitspraakdatum:27-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          : S-19/1833/SGA  

Betreft : [klager]          datum: 27 juni 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van de directeur van de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard, verder verzoeker te noemen. Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 70, tweede lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van een uitspraak van 7 juni 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht (kenmerk ZB-2019-169) van […], verder te noemen klager. Het beklag betreft de beslissing van verzoeker van 19 februari 2019 tot het opleggen van bijzondere voorwaarden, te weten een locatiegebod, een contactverbod met de slachtoffers en controle door middel van elektronisch toezicht, bij de plaatsing van klager in voornoemde z.b.b.i. De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming toegekend. De voorzitter heeft kennisgenomen van bedoelde uitspraak van de beklagrechter en de onderliggende stukken, het tegen de onderhavige uitspraak ingediende beroepschrift, alsook van de schriftelijke reactie van klagers raadsman, mr. M. Iwema, op het schorsingsverzoek.

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de beklagrechter slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval. Volgens de beklagrechter heeft verzoeker de beslissing tot oplegging van bijzondere voorwaarden onvoldoende gemotiveerd, omdat geen sprake zou zijn van een belangenafweging waaruit blijkt dat en waarom de oplegging van bijzondere voorwaarden noodzakelijk is. Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn beslissing verwezen naar een advies van de reclassering van 5 februari 2018, waarbij onder andere is geadviseerd tot het opleggen van een locatiegebod. Zowel de reclassering als de politie hebben geadviseerd tot het opleggen van een contactverbod met de slachtoffers. Daarnaast heeft verzoeker verwezen naar de beslissing van 24 januari 2019, waarbij aan klager een disciplinaire straf is opgelegd, omdat hij zich bij herhaling niet heeft gehouden aan afspraken met betrekking tot zijn tijden buiten de inrichting en de activiteiten die hij in die tijd mag uitvoeren. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter blijkt uit het voorgaande dat verzoeker zijn beslissing wel heeft gemotiveerd en dat niet, ook niet uit de beslissing van de beklagrechter, zonder meer duidelijk is waarom deze motivering onvoldoende gemotiveerd zou zijn, terwijl ook niet zonder meer blijkt dat daarbij geen belangenafweging zou hebben plaatsgevonden. Gelet hierop zijn er termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de uitspraak van de beklagrechter met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beroepscommissie op het onderliggende beroep zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. R.H. Koning, voorzitter  in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 27 juni 2019.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven