Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/1730/SGA, 6 juni 2019, schorsing
Uitspraakdatum:06-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-19/1730/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 6 juni 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. R.T.K. Davidse, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.  Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 27 mei 2019, inhoudende de verplichting tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d onder a van de Pbw (a-dwangbehandeling), ingaande op 31 mei 2019 om 17.00 uur en eindigend op 30 augustus 2019 om 17.00 uur. De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het beroepschrift van 3 juni 2019 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 4 juni 2019.

1.         De beoordeling

Voor zover inmiddels is aangevangen met toediening van de dwangmedicatie geldt dat het verzoek ten aanzien van de periode van 31 mei 2019 tot het nemen van een beslissing door de voorzitter niet meer voor toewijzing in aanmerking kan komen omdat die tenuitvoerlegging inmiddels al heeft plaatsgevonden. In zoverre moet het verzoek worden afgewezen.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder de mededeling a-dwangbehandeling van 27 mei 2019, het advies van de behandelend psychiater van 17 mei 2019 en het advies van een onafhankelijk psychiater van 16 mei 2019, komt naar voren dat verzoeker, die is overgeplaatst naar het PPC nadat hij een verpleegkundige heeft aangevallen, sprake is van een psychotische stoornis, die zich uit in het horen van stemmen en haptische hallucinaties. Verzoeker toont zich paranoïde naar behandelaren en personeel. Hij geeft aan stemmen te horen van familieleden en hij heeft het gevoel dat hij geprikt en misbruikt wordt. Hij uit zich verbaal dreigend naar het personeel en maakt in de cel vechtbewegingen en bespuugt het celluik. Hoewel gestart is met het toedienen van medicatie, verblijft verzoeker in de separeer en wordt hij alleen benaderd door het Interne Bijstandsteam. Er is geen sprake van ziekte- of ziekte besef. Verzoeker is meermalen gesproken over de noodzaak van het innemen van medicatie, maar hij stelt dat hij niet psychotisch is. Bij momenten weigert verzoeker de hele dosering medicatie terwijl hij op andere momenten een deel van de medicatie vrijwillig inneemt, maar waarna het personeel waarneemt dat verzoeker boven de toiletpot hangt en braakgeluiden maakt. Verzoekers agitatie is weliswaar afgenomen, maar hij verblijft nog steeds in de separeercel. Het gevaar bestaat dat verzoeker zichzelf of een ander schade zal toebrengen. Een ander minder ingrijpend middel, zoals langdurige separatie, is op dit moment geen adequaat alternatief. De verwachting is dat met toepassing van de a-dwangbehandeling de symptomen van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis afnemen zodat het dreigende gevaar vanuit verzoekers psychotische beleving weggenomen zal worden.

Gelet op het voorgaande acht de voorzitter – voorlopig oordelend – de noodzaak tot toepassing van de a-dwangbehandeling voldoende aannemelijk. Het verzoek zal worden afgewezen.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. M. Keppels, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 6 juni 2019.

secretaris         voorzitter

 

Naar boven