nummer: R-19/2925/TA
betreft: [klager] datum: 17 juni 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A. van Kan, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 14 januari 2019 van de beklagcommissie bij FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de instelling, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 7 mei 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A. van Kan, gehoord. Hoewel het hoofd van de instelling is uitgenodigd voor de zitting, is er geen vertegenwoordiging verschenen. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de beslissing van 23 augustus 2018 tot terugplaatsing van klager vanuit FPA Heiloo naar FPC Oostvaarderskliniek (klachtnummer OV 2018-175);
b. het laten verlopen van klagers transmuraal verlof (klachtnummer OV 2018-176)
De beklagcommissie heeft het beklag wat betreft beklagonderdeel a formeel gegrond en inhoudelijk ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel b van het beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de instelling
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager wil enkele personen als getuigen-deskundigen oproepen. Klager meent dat het beroep gegrond moet worden verklaard. De bestreden beslissing is disproportioneel en dient geen enkel gerechtvaardigd behandeldoel. Klager is al 23 jaar gedetineerd, waarvan 20 jaar in een tbs-instelling. Klager kwam voor het eerst in aanmerking voor transmuraal verlof en werd geplaatst in FPA Heiloo. Door een foute beoordeling in een oprechte relatie met een medebewoonster is klager terug naar binnen geplaatst. Klager heeft vanwege zijn verliefdheid verzuimd de relatie te melden aan het personeel. Van opzet was echter geen sprake. FPA Heiloo erkent dit ook. Klager heeft het moment gemist waarop hij openheid had moeten geven. Er was geen sprake van seksueel grensoverschrijdend gedrag en ook niet van een risico daartoe. Klager en de betreffende medebewoonster hebben onafhankelijk van elkaar verklaard dat er geen sprake was van seks, het was uitsluitend vriendschappelijk. De relatie moet geplaatst worden tegen de achtergrond dat klager gedurende 20 jaar geen normaal contact met een vrouw heeft gehad. Klager moest twee maanden in een prikkelarme kamer verblijven en vervolgens heeft het hoofd van de instelling klagers machtiging transmuraal verlof met opzet laten verlopen. Klager wordt geen ruimte gegeven te leren van zijn fouten. Klager vindt dit onrechtmatig. Klager heeft vanwege zijn autisme moeite met gevoelens om te gaan. Het hebben van een gezonde seksualiteit gericht op volwassen vrouwen en daar een gelijkwaardige relatie mee aangaan vormde een van de leerdoelen van de verlofaanvraag. In de voorwaarden stond niet opgenomen dat klager geen relatie met een vrouw mocht aangaan. Het was voor klager van belang ruimte te krijgen om fouten te maken. Echter, al na een eerste fout wordt de resocialisering stop gezet. Het verlofplan beschrijft dat bij overtreding van de voorwaarden een tijdelijke terugplaatsing aan de orde kan zijn en dat hervat wordt met het onderbroken traject eventueel met aangepaste verlofvoorwaarden. De instelling heeft nagelaten deze stappen te doorlopen. FPA Heiloo staat open voor een eventuele heropname van klager. De instelling stelt zich op het standpunt dat een terugplaatsing alleen nog kan als klager libidoremmende medicatie neemt, anders gaat hij naar een longstayverblijf. Klager meent dat sprake is van machtsmisbruik. De beslissing is niet op papier gezet, waardoor deze niet aan de te stellen motiveringseisen voldoet. Er was geen sprake van delictgedrag. Het hoofd van de instelling heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht en wijst het verzoek van klager enkele personen als getuige-deskundigen te horen af.
a. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Uit de stukken komt naar voren dat klager een duidelijke structuur nodig heeft met concrete en voorspelbare afspraken. Seksueel getint en ontregelend gedrag moet worden voorkomen. Gelet hierop en het door klager gepleegde indexdelict (zedendelict) heeft het hoofd van de instelling naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid kunnen besluiten klager terug te plaatsen naar de instelling. Deze terugplaatsing dient vanwege de hieraan verbonden rechtsgevolgen, gelijk gesteld te worden met een intrekking van het transmuraal verlof. Klagers stelling dat geen sprake was van seksueel contact tussen hem en de medepatiënte, is niet aannemelijk geworden, nu klager in zijn incidentanalyse van 3 oktober 2018 zelf beschrijft dat zij seks met elkaar hebben gehad.
b. De beroepscommissie is van oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op dit beklagonderdeel heeft beslist.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. drs. J.P. Meesters en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 17 juni 2019
secretaris voorzitter