Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2694/GM, 24 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:24-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          19/2694/GM

betreft: [...]        datum: 24 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van [klager], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ) te Scheveningen, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 8 januari 2019 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie. Ter zitting van de beroepscommissie van 16 april 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught is […], directeur somatische zorg JCvSZ gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was gezorgd, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 1 november 2018, betreft de omstandigheid dat de inrichtingsarts geen noodzaak ziet om klager per ambulance naar het ziekenhuis te laten vervoeren voor onderzoek.

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Klager heeft zijn klacht schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager snapt niet waarom hij zijn klacht volgens de medisch adviseur te laat heeft ingediend. Hij heeft zijn klacht op 1 november 2018 ingediend. Dat de medisch adviseur zijn klacht te laat ontvangt van het hoofd zorg is niet aan klager te wijten. De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt – zakelijk weergegeven – ingenomen. Klager is bekend met de ziekte van Bechterew en stond onder controle bij de reumatoloog. Vanaf het begin van zijn opname in het JCvSZ verzet hij zich tegen zijn detentie en reageert hij boos naar medewerkers. Klager ligt de hele dag op bed, ondanks de adviezen van de reumatoloog en de inrichtingsartsen om onder leiding van een fysiotherapeut te mobiliseren. Hij weigerde sinds maart 2018 de voorgeschreven medicatie en medewerking aan bloedonderzoeken. Bij herhaling werd geen onderliggende psychiatrische problematiek als verklaring voor zijn gedrag gediagnosticeerd, behalve een mogelijke persoonlijkheidsstoornis. In een poging om uit de impasse te geraken is klager aangeboden voor consultering door een academische reumatoloog op de polikliniek reumatologie van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Na de nodige voorbereiding, uitleg en aandringen vanwege de noodzaak gaf klager op het laatste moment definitief te kennen alleen met liggend vervoer naar de afspraak te willen gaan. De reumatoloog van het LUMC vond liggend vervoer niet noodzakelijk en zelfs onwenselijk bij een poliklinische beoordeling. Klager weigerde echter zittend vervoerd te worden waardoor het consult nooit is verricht.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat klager op 1 november 2018 heeft verzocht om bemiddeling. Uit het "klachtformulier bestemd voor medisch handelen" volgt dat de klacht gericht is tegen een gebeurtenis op 25 oktober 2018. Klager heeft de klacht dan ook tijdig ingediend.
Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie dat niet gebleken is van een medische noodzaak tot het liggend vervoeren van klager. Te meer nu zowel de reumatoloog in het Leids Universitair Medisch Centrum als de reumatoloog in het Haaglanden Medisch Centrum heeft aangegeven dat een consult mogelijk is met zittend vervoer en liggend vervoer niet noodzakelijk is. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat niet gebleken is dat het handelen van de medische dienst in strijd is met de in artikel 28 Pm genoemde norm.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. J.H.AM.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 24 juni 2019                                   

 

 

            secretaris                                                                    voorzitter

 

 

 

 

Naar boven