Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2393/GB, 4 december 2003, beroep
Uitspraakdatum:04-12-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 03/2393/GB

Betreft: [klager] datum: 4 december 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 5 september 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.C.Peterse, namens

[...], geboren op [1975], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 augustus 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, die op 29 september 2003 is uitgereikt,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft op een verzoek tot overplaatsing van klager beslist dat klager wordt overgeplaatst naar de gevangenis Zoetermeer.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 17 april 2000 gedetineerd. Na een verblijf in verschillende penitentiaire inrichtingen is klager op 2 augustus 2002 overgeplaatst naar de gevangenis Alphen aan den Rijn, een inrichting met een regime vanalgehele gemeenschap. Op 19 februari 2003 is klager overgeplaatst naar de gevangenis voor beperkt gemeenschapsgeschikten Nieuw Vosseveld te Vught. Op 21 maart 2003 is klagers verzoek tot overplaatsing naar de unit 4 gevangenisB1-afdeling te Den Haag, waar een regime van beperkte gemeenschap gold, afgewezen.
Bij uitspraak d.d. 2 juli 2003 (03/703/GB en 03/774/GB) heeft de beroepscommissie klagers beroep tegen a) de ongegrondverklaring van zijn bezwaar tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis voor beperktgemeenschapsgeschikten Nieuw Vosseveld ongegrond verklaard, en b) de afwijzing van voormeld verzoek gegrond verklaard in het kader waarvan de selectiefunctionaris is opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. De selectiefunctionarisheeft op 21 juli 2003 beslist klager over te plaatsen naar de gevangenis van het penitentiair complex Scheveningen te Den Haag, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt, waarbij is aangegeven dat deze inrichting binnen enkeleweken zal worden verplaatst naar de locatie Zoetermeer. Op 26 augustus 2003 heeft de selectiefunctionaris beslist dat klager wordt overgeplaatst naar de gevangenis Zoetermeer, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt. Klageris op 29 augustus 2003 vanuit de gevangenis voor beperkt gemeenschapsgeschikten Nieuw Vosseveld overgeplaatst naar de gevangenis Zoetermeer.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 2 maart 2001. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 15 december 2004.

3. De ontvankelijkheid van het beroep
Vast staat dat de selectiefunctionaris op 21 juli 2003 in opdracht van de beroepscommissie een nieuwe beslissing heeft genomen op klagers verzoek tot overplaatsing naar de unit 4 gevangenis B1-afdeling te Den Haag, inhoudendeoverplaatsing naar de gevangenis van het penitentiair complex Scheveningen te Den Haag. In die beslissing is aangegeven dat deze inrichting binnen enkele weken zal worden verplaatst naar de locatie Zoetermeer. Het beroep is gerichttegen de vervolgens op 26 augustus 2003 door de selectiefunctionaris genomen beslissing dat klager wordt overgeplaatst naar de gevangenis Zoetermeer. Gelet op de samenhang van deze beslissing met die van 21 juli 2003 en deomstandigheid dat klager niet in de gevangenis van het penitentiair complex Scheveningen heeft verbleven, zal de beslissing d.d. 26 augustus 2003 worden opgevat als de uiteindelijke beslissing van de selectiefunctionaris op klagersverzoek tot overplaatsing, waartegen rechtstreeks beroep openstaat. Klager kan derhalve in zijn beroep worden ontvangen.

4. De standpunten
4.1. Namens klager is het beroep tegen de beslissing op het verzoek tot overplaatsing als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met zijn plaatsing in een regime van beperkte gemeenschap. Hij heeft het merendeel van zijn straf doorgebracht in inrichtingen met een regime van algehele gemeenschap. Hoewel er af en toe wat spanningenwaren, heeft klager gedurende zijn gehele detentie tot nu toe goed gefunctioneerd. Zo is hij gedurende zijn verblijf in de gevangenis Alphen aan den Rijn op basis van zijn goede gedag werkzaam geweest in de huishoudelijke dienst.Het oordeel van de beroepscommissie in de uitspraak d.d. 2 juli 2003 dat sprake is van gewichtige contra-indicaties voor plaatsing van klager in een regime van algehele gemeenschap, wordt dan ook betreurd. Klager heeft volgens eenmedewerker van het bureau selectie- en detentiebegeleiding bij de gevangenis voor beperkt gemeenschaps-geschikten Nieuw Vosseveld gedurende zijn verblijf van zes maanden aldaar goed gedrag vertoond. De selectiefunctionaris is zondernadere motivering ingegaan tegen het advies van die gevangenis om klager te plaatsen in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap.
Klager is het voorts niet eens met zijn overplaatsing naar de gevangenis Zoetermeer. In die inrichting wordt klager geconfronteerd met medegedetineerden die afkomstig zijn uit de kring rond het slachtoffer van het door klagergepleegde delict. Volgens klager zijn die gedetineerden uit op wraak op grond waarvan hij in de gevangenis Zoetermeer vreest voor zijn leven.

4.2. De selectiefunctionaris heeft de beslissing tot overplaatsing als volgt toegelicht.
Op advies van de selectieadviescommissie is beslist klager niet over te plaatsen naar een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, daar er onvoldoende vertrouwen bestaat dat klager daarin tot een goede aanpassing zalkomen. Klager heeft aangetoond niet altijd goed te hebben gefunctioneerd. Zo heeft klager eerder op grond van zijn functioneren op de beveiligde individuele begeleidingsafdeling (b.i.b.a.) verbleven. Blijkens het detentieverloopweet klager tot een acceptabele aanpassing te komen als hem voldoende duidelijkheid en structuur geboden kunnen worden, hetgeen onvoldoende mogelijk is in het regime van algehele gemeenschap. Klager kan slecht tegen een ‘nee’ vanhet personeel of een negatieve beslissing. Hij kan dan verbaal agressief worden. Tijdens zijn detentie is sprake geweest van verbale dreigementen naar het personeel, het onderdrukken van medegedetineerden en het daadwerkelijktoepassen van fysiek geweld naar een medegedetineerde. Ook tijdens zijn verblijf in een regime van beperkte gemeenschap is dit zichtbaar geworden. Doordat klager echter in dat regime op een kleine afdeling verblijft is hij daarinwel aanspreekbaar en corrigeerbaar gebleken.
Blijkens inlichtingen van de selectiecoördinator bij de gevangenis Zoetermeer zijn er geen aanwijzingen dat klager daar voor zijn leven heeft te vrezen. Klager doet mee aan activiteiten. Aanvankelijk heeft klager zich wel watteruggetrokken, maar dat had meer te maken met een communicatieprobleem.

5. De beoordeling
5.1. De gevangenis Zoetermeer is een inrichting voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

5.2. Een tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtigecontra-indicaties bestaan.
Zoals de beroepscommissie reeds bij uitspraak 03/703/GB en 03/774/GB d.d. 2 juli 2003 heeft overwogen, heeft de selectiefunctionaris de omtrent klagers persoonlijkheid en gedrag, ook in het regime van beperkte gemeenschap,verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Niet is gebleken van omstandigheden nadien die zouden moeten leiden tot een ander oordeel. Derhalve is de beslissing klagervooralsnog over te plaatsen naar een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap niet in strijd met de wet en evenmin als onredelijk of onbillijk aan te merken.

5.3. Met betrekking tot de plaats van de detentie wordt als volgt overwogen.
Vast staat dat de selectiefunctionaris klager overeenkomstig diens verzoek tot overplaatsing heeft willen overplaatsen naar de gevangenis van het penitentiair complex Scheveningen, onderdeel van de penitentiaire inrichtingHaaglanden, alsmede dat de locatie van overplaatsing door een bestemmingswijziging inzake het regime van beperkte gemeenschap is gewijzigd in de gevangenis Zoetermeer, eveneens onderdeel van de penitentiaire inrichting Haaglanden.

De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is derhalve niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk wordenaangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat klagers stelling dat hij in de gevangenis Zoetermeer moet vrezen voor zijn leven, gelet op de inlichtingen van de selectiecoördinator bij die gevangenis, niet aannemelijk is geworden.

6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 4 december 2003

secretaris voorzitter

Naar boven