Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3292/GV, 12 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:12-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/3292/GV

betreft:             [klager]                                                      datum: 12 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.S. Boonstra, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 29 maart 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.                     De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.                     De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

Klager verzoekt om algemeen verlof teneinde de verjaardag van zijn zoon te vieren. Dit verzoek is afgewezen, omdat een risico van ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten en een risico van ongewenste confrontatie met slachtoffers of anderszins betrokkenen bij het door klager gepleegde misdrijf niet zijn in te schatten. Het feit dat klager zich in het kader van zijn strafzaak beroept op zijn zwijgrecht, mag hem niet worden tegengeworpen. Sinds zijn aanhouding heeft klager besloten zijn leven te veranderen in die zin dat hij onder meer geen drugs gebruikt, een positieve houding heeft, psychische hulp heeft ingeschakeld en consistent de voorgeschreven medicatie inneemt. Hiertoe wordt tevens verwezen naar een e-mail van klagers moeder. Klager heeft altijd meegewerkt aan onderzoeken naar zijn verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek. Ook heeft hij een positief netwerk van familie. De reclassering schat het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden in als laag. Bovengenoemde omstandigheden zijn van belang voor de inschatting van de eventuele risico’s bij verlofverlening. Het is dan ook onbegrijpelijk dat de Minister het verlof heeft afgewezen, enkel omdat mogelijke risico’s niet zijn in te schatten. Eventueel aanwezige risico’s hadden concreet moeten worden benoemd en kunnen worden ondervangen door bijzondere voorwaarden. Klagers individuele belang bij het verlenen van verlof dient te prevaleren. De redenen waarom de beroepscommissie doorgaans een beroep ongegrond verklaart, zijn bij hem niet aan de orde. Daarnaast is de rapportage van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIPF) inmiddels gedateerd. Hoewel ten tijde van het vonnis van de rechtbank sprake was van zowel persoonlijkheidsproblematiek als verslavingsproblematiek, is thans niet langer aannemelijk dat een indicatie voor klinische opname wordt afgegeven. Dat geldt temeer in het licht van klagers positieve ontwikkelingen in de inrichting. De opvattingen van het Openbaar Ministerie over verlofverlening in verhouding tot de voorlopige hechtenis zijn in strijd met de huidige wet- en regelgeving. De bestreden beslissing kan niet als redelijk of billijk worden aangemerkt. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht.
Uit het advies van de vrijhedencommissie en het reclasseringsadvies volgt dat het NIFP klager recent met PTSS en een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken heeft gediagnosticeerd. De rechtbank heeft hem de bijzondere voorwaarde van een klinische opname opgelegd. Klager heeft te kennen gegeven het nut van een klinische opname niet in te zien. Hoewel zijn positieve ontwikkelingen ook uit het selectieadvies blijken, doen die niet af aan de geconstateerde noodzaak van een klinische opname. In het licht van de ernst van het delict waarvoor hij thans is gedetineerd en het feit dat de reclassering de risico’s niet kan inschatten, dient de veiligheid van de maatschappij te prevaleren boven klagers belang bij verlofverlening.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie van de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, vanwege klagers motivatie en positieve gedrag in de inrichting. In eerste aanleg is aan klager de bijzondere voorwaarden opgelegd van een klinische opname. Aangezien hij zich op zijn zwijgrecht beroept, kan de reclassering het recidiverisico niet inschatten. Het multidisciplinair overleg (mdo) heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, onder de voorwaarde van een locatiegebod en een locatieverbod dat door middel van elektronisch toezicht wordt gecontroleerd. De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Nu klager zich in voorlopige hechtenis bevindt, is een detentiefasering met bijbehorende algemene verloven niet aan de orde. Het toekennen van verloven staat op gespannen voet met de gronden waarop de voorlopige hechtenis is gebaseerd en interfereert met de beslissingsbevoegdheid van het hof ten aanzien van de voorlopige hechtenis. Slechts indien sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, zou met algemeen verlof ingestemd kunnen worden. In klagers geval zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden kunnen leiden tot het oordeel dat daarvan sprake is. De reclassering kan het recidiverisico en het risico op letselschade niet inschatten, omdat klager zich op zijn zwijgrecht beroept. De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3.                     De beoordeling

Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met aftrek, wegens doodslag en bedreiging. Tegen dit vonnis heeft klager hoger beroep ingesteld. De fictieve einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 30 januari 2020. Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. Klager verzoekt om algemeen verlof teneinde de verjaardag van zijn zoon bij te wonen. Dit verzoek is afgewezen, omdat klager in verband met een ernstig geweldsdelict is gedetineerd en de mogelijk aanwezige risico’s niet kunnen worden ingeschat. Blijkens het reclasseringsadvies van 23 augustus 2018 – dat in het kader van klagers strafzaak is opgemaakt – wordt het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden ingeschat als laag. Het recidiverisico en het risico op letselschade kunnen evenwel niet worden ingeschat, omdat klager zich op zijn zwijgrecht beroept. In het reclasseringsadvies worden zorgen geuit over klagers sociaal-maatschappelijke situatie. Aangezien hij niet over een eigen woonruimte beschikt, hij forse schulden heeft en sprake is van verslavingsproblematiek, zijn verschillende risicofactoren aanwezig. Daarnaast heeft het NIFP klager op 17 augustus 2018 gediagnosticeerd met PTSS en een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Zowel de reclassering als het NIFP adviseert in het licht van het voorgaande dat klager (ambulante) behandeling ondergaat. Hoewel klager goed gedrag in de inrichting vertoont en laat zien dat hij zijn leven in positieve zin wil veranderen, vormen voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie voor verlofverlening. Deze omstandigheden rechtvaardigen, ondanks de positieve adviezen van de vrijhedencommissie en het mdo, een afwijzing van klagers verlofaanvraag. Daarom kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder c en e van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.                     De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 12 juni 2019.

 

                        secretaris                                                    voorzitter

 

 

Naar boven