Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2264/GA, 03 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:03-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/2264/GA

betreft: [klager]                                               datum: 3 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B. Yesilgöz, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 20 november 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. B. Yesilgöz om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de omstandigheid dat klager wordt verplicht zijn schoenen uit te trekken bij het passeren van het detectiepoortje (ZB-2018-226). De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft erge pijn bij het uittrekken van zijn schoenen omdat hij lijdt aan diabetes. Hij heeft de directeur verzocht een uitzondering te maken op de huisregel dat gedetineerden bij het passeren van het detectiepoortje hun schoenen moeten uittrekken en de directeur heeft nagelaten hier op te beslissen. Subsidiair stelt klager zich op het standpunt dat de regel dat gedetineerden bij het passeren van het detectiepoortje hun schoenen moeten uittrekken in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Klager wijst daarbij op zijn recht op medische verzorging ingevolge artikel 42 van de Pbw. De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beklag is gericht tegen een voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldende regel en tegen een dergelijke regel staat in beginsel geen beklag open tenzij sprake is van strijd met hogere wet- of regelgeving. Van strijd met hogere wet- of regelgeving is niet gebleken. Hierbij is in aanmerking genomen dat onweersproken is dat klager geen medische indicatie heeft op grond waarvan niet van hem zou kunnen worden verwacht zijn schoenen uit te trekken indien hij niet signaalvrij door het detectiepoortje komt. De ontvankelijkheidsvraag zou anders beantwoord kunnen worden, in het geval klager daadwerkelijk een verzoek had gedaan te mogen worden uitgezonderd van de algemene regel en de directeur hierop had beslist of had nagelaten hierop een beslissing te nemen. Een dergelijk verzoek is echter niet overgelegd, zodat niet aannemelijk is geworden dat het daadwerkelijk is gedaan.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 3 juni 2019                                             

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven