Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1811/GA, 03 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:03-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1811/GA

betreft: [klager]                                               datum: 3 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.T. van Rhijn, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 6 september 2018 van de beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet te Rotterdam, voor zover daartegen beroep is  ingesteld, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman mr. A.T. van Rhijn, om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de omstandigheid dat de verstrekte glutenvrije voeding niet aan de norm voldoet (Ho-2018-000100). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager heeft een glutenallergie en is door het voedsel in de inrichting ziek geworden. Hij zat volledig onder de blaasjes. De samenstelling en etikettering van levensmiddelen geschikt voor mensen met een glutenintolerantie dan wel -allergie is vastgelegd in EG-verordening nr. 41/2009 van 20 januari 2009. De door de inrichting verstrekte ‘glutenvrije’ maaltijden voldoen niet aan de norm. De omstandigheid dat deze maaltijden centraal zijn ingekocht ontslaat de directeur niet van zijn zorgplicht. Daarnaast was sprake van een vertraging in de verstrekking van glutenvrij voedsel aan klager nu hij pas na weken glutenvrij voedsel heeft gekregen (dat niet aan de norm voldeed) en is aan klager te laat medicatie voorgeschreven voor zijn allergie. Klager verzoekt het beroep mondeling te mogen toelichten.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Een deel van het beroep richt zich tegen het handelen van de medische dienst. De directeur heeft de zorgplicht glutenvrije maaltijden te verstrekken aan gedetineerden die dat nodig hebben. Verdere controle op centraal ingekochte maaltijden bij een professionele cateraar valt naar de mening van de directeur buiten deze zorgplicht.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie wijst klagers verzoek om mondelinge toelichting van het beroep af nu dit verzoek niet nader is toegelicht en de beroepscommissie zich voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen. Op grond van diens algemene zorgplicht is de directeur gehouden ervoor te zorgen dat klager niet in gevaar wordt gebracht door het verstrekken van verkeerde maaltijden. Vast staat dat klager allergisch is voor gluten. De directeur heeft aan klager vanaf  23 februari 2018 glutenvrije voeding verstrekt. Klager heeft zijn standpunt dat deze glutenvrije voeding niet aan de norm voldoet niet onderbouwd. Weliswaar is verwezen naar Europese regelgeving, maar nagelaten is te onderbouwen op welke wijze de verstrekte voeding niet aan die regelgeving zou voldoen, anders dan dat klager ziek werd van het voedsel. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. Voor zover klager heeft aangevoerd dat hem gedurende enkele weken, de beroepscommissie begrijpt voor 23 februari 2018, geen dieetvoeding is verstrekt en hem te laat medicatie is voorgeschreven voor zijn allergie, geldt dat de klacht niet in beroep kan worden uitgebreid. Klager zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep voor zover gericht tegen de verstrekte glutenvrije maaltijden ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre. De beroepscommissie verklaart klager voor het overige niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 3 juni 2019                                              

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven