Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/745/GA, 05 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:05-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/745/GA

betreft: [klager]                                                             datum: 5 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem, gericht tegen een uitspraak van 13 april 2018 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 8 januari 2019, gehouden in de p.i. Achterhoek, is […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Arnhem gehoord. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een disciplinaire straf d.d. 10 maart 2018 van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, waarvan twee dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie maanden, wegens fraude tijdens een urinecontrole (UC) en het niet opvolgen van opdrachten van het personeel (A-2018-088). De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Uit het opgemaakte verslag blijkt dat klager getracht heeft te frauderen bij een UC. Klager is meermalen verzocht zich naar de strafgang te begeven voor fouillering en UC. Klager weigerde dit. Op de sanctiekaart staat vermeld dat een weigering UC wordt gesanctioneerd overeenkomstig het gebruik van harddrugs. In het verslag staat duidelijk wat er is gebeurd. De aan klager opgelegde staf is niet disproportioneel. Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd in verband met frauderen tijdens een UC en het niet opvolgen van een opdracht van het personeel. In het opgemaakte verslag staat vermeld dat de rapporteur heeft gezien dat klager probeerde te frauderen met de UC. De rapporteur zag dat klager met zijn handen zoekende was naar waar hij de urine in zijn kleding/lichaam had weggestopt. Klager heeft zijn broek laten zakken, maar dat leverde geen resultaat op. De rapporteur heeft klager daarop driemaal gevraagd naar de strafgang te gaan voor fouillering en UC. Klager weigerde dit en zei hem maar een rapport voor UC-fraude te geven. Gelet op de inhoud van dit verslag heeft de directeur in redelijkheid mogen aannemen dat klager heeft geweigerd mee te werken aan een UC en opdrachten van het personeel niet heeft opgevolgd. Dit levert een gedraging op waarvoor aan klager een disciplinaire straf kan worden opgelegd. Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd van zeven dagen opsluiting op eigen cel zonder televisie, waarvan twee dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie maanden. De landelijke sanctiekaart 2016 stelt het weigeren van een UC gelijk aan het gebruik van harddrugs. Hiervoor kan – voor zover hier relevant - een disciplinaire straf worden opgelegd van maximaal zeven dagen eigen cel. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur in deze zaak binnen de kaders van de landelijke sanctiekaart is gebleven. Het beroep van de directeur zal daarom gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. H. Heddema en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 5 juni 2019

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven