Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3201/GA, 14 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:14-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/3201/GA

Betreft:            [Klager]           datum: 14 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.P.A. Vos, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een op 18 maart 2019 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Ter zitting van de beroepscommissie van 28 mei 2019, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord klager, in het bijzijn van zijn raadsvrouw mr. W.P.A. Vos. Voorts is gehoord […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC van de p.i. Vught. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 18 maart 2019, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager krijgt geen depot meer. Hij neemt zijn medicatie – zyprexa – vrijwillig in. Klager heeft eenmaal geweigerd zijn medicatie in te nemen. Dat was lorazepam. Hij zat toen in een isoleercel en toen is medicatie toegediend middels een depot. Klager zat in een isoleercel omdat het niet goed met hem ging. Inmiddels gaat het een stuk beter. Klager heeft er inmiddels geen bezwaar tegen dat hij medicatie gebruikt. De reden dat hij in beroep is gegaan is omdat hij ten tijde van de beslissing tot a-dwangbehandeling een depot kreeg. Het was voor hem niet mogelijk om vrijwillig zijn medicatie te nemen. Als klager op een humane wijze werd benaderd, dat hoefden alle problemen met klager niet zo lang te duren. Aan de proportionaliteit van de a-dwangbehandeling is niet voldaan. Er waren minder ingrijpende middelen om hem te behandelen. De directeur heeft de bestreden beslissing als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Het ging heel slecht met klager. Hij heeft toen wel gezegd dat hij af en toe zijn medicatie vrijwillig in zou nemen. Klager vond zichzelf toen niet ziek; er was bij hem een gebrek aan ziekte-inzicht. Klager is heel snel opgeknapt door de medicatie. Vanochtend is er nog contact geweest met de behandelend psychiater en de psychiater heeft gezegd dat de a-dwangbehandeling hoogstwaarschijnlijk niet verlengd zal worden. Het gaat inmiddels goed met klager en hij neemt zijn medicatie vrijwillig in.

3.         De beoordeling

Vanwege het ingrijpende karakter van de dwangbehandeling is in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw bepaald dat de directeur, ten behoeve van zijn beslissing tot toepassing van dwangbehandeling, een verklaring van de behandelend psychiater dient over te leggen, evenals een verklaring van een psychiater die de gedetineerde met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was. Uit deze verklaringen dient te blijken dat de gedetineerde op wie de verklaring betrekking heeft, is gestoord in zijn geestvermogens en dat een geval als bedoeld in artikel 46d, onder a, van de Pbw, zich voordoet. In de door de directeur verstrekte inlichtingen, waaronder de schriftelijke mededeling van de beslissing a-dwangbehandeling, de verklaring van de behandelend psychiater tevens uittreksel van klagers behandelplan en de verklaring van de tweede psychiater die klager kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij de behandeling betrokken was, komt het navolgende – kort en zakelijk weergegeven – naar voren. Bij klager is sprake van een fors geagiteerd toestandsbeeld, voortkomend uit een ontremd psychotisch toestandsbeeld (paranoidie, grootheidsideeën), met daaruit voortvloeiend agitatie en dreigende fysieke agressie richting derden. Klager was ten tijde van het opleggen van de a-dwangbehandeling bloeiend psychotisch met aperte wanen met een grootheidskarakter en met een achtervolgingskarakter. Het was alleen mogelijk om met klager te spreken door een celluikje. Bij contact was direct sprake van een geladen toestand waarin hij aangaf dat iedereen hem tegenwerkte en hem allerlei rechten wil afnemen. Klager gaf duidelijk aan dat de zaken moeten verlopen zoals hij dat wil. Tegen het personeel was klager dwingend, dreigend en ontremd aanwezig. Klager heeft gedreigd medewerkers een kopstoot te geven. Met klager is herhaaldelijk gesproken over het vrijwillig innemen van medicatie. Hij wilde dat beslist niet. Er bestaat een gerede kans dat klager snel weer terugvalt in een ernstige, bloeiende psychose indien de medicatie niet wordt gecontinueerd. Klager zal dan wederom agressief gedrag gaan vertonen. Klager wordt achterdochtig en hij heeft dan grootsheidswanen. Klager onderging enkele jaren geleden reeds een behandeling met een antipsychoticum. Dit heeft volgens hem geholpen. Hij werd er een stuk rustiger door. Gelet op de aard van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis zijn geen alternatieven voor een behandeling dan met een sedativum voor de acute agitatie en antipsychotica voor het psychotisch beeld. Klager geeft aan niet ziek te zijn, geen bovenmatige onrust te ervaren en daarom geen medicatie nodig te hebben. Uit het dossier blijkt afdoende dat sprake is van het in artikel 46a van de Pbw vermelde gevaar, te weten het gevaar dat de gedetineerde een ander ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen. Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Verder is voldoende aannemelijk dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Tevens is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur om bij klager een dwangbehandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen kan derhalve niet worden aangemerkt als in strijd met de wet of als onredelijk of onbillijk.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. dr. P. Jacobs, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 14 juni 2019.

          

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven