Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3166/GB, 18 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:18-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/3166/GB

Betreft:            [klager]            datum: 18 juni 2019

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.A.A.P van Hees, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 13 maart 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) met aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.) (een zogenaamd gestapeld traject) afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is sinds 28 januari 2007 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Door klager plaatsing in een z.b.b.i. te ontzeggen, wordt hij driedubbel gestraft. Een individuele belangenafweging, waarbij klagers belang bij resocialisatie is meegenomen, ontbreekt. Van belang is dat klager voorbeeldig gedrag laat zien en zijn thuissituatie stabiel is. Evenmin is de ernst en de zwaarte van het delict meegewogen. Hierbij is van belang dat klager niet is veroordeeld voor een delict dat directe schade aan personen oplevert en hij slechts veroordeeld is voor voorbereidingshandelingen. Hij is vrijgesproken van het vervaardigen en het bezit van drugs. Klagers einddatum komt in zicht en om de recidivekans te verkleinen dient hem juist detentiefasering te worden toegestaan.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Hoewel uit het selectieadvies blijkt dat klager zich inzet om zijn detentieperiode positief in te vullen, blijft het een het feit dat hij tijdens een eerdere plaatsing in een gestapeld traject de voorwaarden op zeer ernstige wijze heeft geschonden. Klager is op 8 september 2018 gestart met een p.p. en heeft zeer kort daarna een nieuw delict gepleegd, Hoewel klager ontkent dit delict te hebben gepleegd, is hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden. De schending van deze voorwaarden vormt, gezien de ernst daarvan, voldoende reden om, ondanks de positieve houding van betrokkene, de aanvraag af te wijzen. Daarbij is meegewogen dat het nieuwe delict recentelijk, te weten in september 2017, is gepleegd en klager nog een aanzienlijk strafrestant heeft (einddatum: 4 september 2020).

 

4.         De beoordeling

4.1.      Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kunnen in zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd. Op grond van het derde lid van de Regeling kunnen in afwijking van het eerste lid tevens voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting of afdeling in aanmerking komen, gedetineerden ten aanzien van wie een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een penitentiair programma aanwezig is. Het verblijf in de zeer beperkt beveiligde inrichting direct voorafgaande aan de plaatsing in het penitentiair programma duurt maximaal zes maanden.

4.2.      In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3.      Hoewel klagers gedrag in de inrichting positief is en de beroepscommissie klager aanmoedigt zijn positief functioneren vast te houden, is deelname aan een gestapeld traject naar het oordeel van de beroepscommissie op dit moment niet aan de orde. Hiertoe neemt zij in aanmerking dat klager tijdens een eerdere deelname aan een gestapeld traject in september 2017 is gerecidiveerd en de Opiumwet heeft overtreden. Hiervoor is klager  veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvoor hij thans gedetineerd is. De beroepscommissie neemt ook in aanmerking dat klager tijdens zijn huidige detentie nog geen (onbegeleide) vrijheden heeft genoten. De afwijzende beslissing kan gelet op voornoemde feiten en omstandigheden niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 18 juni 2019.

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven