Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3202/GB, 17 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:17-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/3202/GB

Betreft:            [klager]            ,                                  datum: 17 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 21 maart 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister),  alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de locatie Hoogvliet te Rotterdam ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager is sinds 24 september 2018 gedetineerd. Hij verbleef in het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ). Op 22 februari 2019 is hij overgeplaatst naar de locatie Hoogvliet, waarna hij vervolgens op 4 maart 2019 is overgeplaatst naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager is detentiegeschikt verklaard, mits hij geplaatst zou worden in het JCvSZ. De reden voor overplaatsing naar een regulier regime is volstrekt onduidelijk. Klager staat op de wachtlijst voor een rugoperatie, vanwege ernstige rugklachten. In tegenstelling tot wat er in de bestreden beslissing wordt genoemd kan klager niet zelfstandig functioneren. Klagers casemanager heeft aangegeven dat klager niet overgeplaatst zou worden naar een MIVA-cel (mindervalide cel) als hij dat niet wilde en dat een overplaatsing in overleg met klager zou plaatsvinden. Dat is niet gebeurd. Klager verblijft in een voor hem ongeschikte cel. Het bed, het toilet en de douche zijn niet aangepast. Klagers raadsvrouw verwijst naar een medisch adviesrapport en stelt dat klagers plaatsing in een p.i. in strijd is met de zorgplicht, opgenomen in artikel 44 van de Pbw. Klagers rug- en beenklachten leveren een valrisico op. Daarnaast is er binnen een regulier regime in de p.i. geen mogelijkheid om twee keer een half uur te luchten, terwijl klager geen aaneengesloten uur kan lopen, staan of zitten. Onder de huidige omstandigheden is revalidatie onmogelijk. Klagers klachten worden onvoldoende serieus genomen door het personeel. Klager is wanhopig en maakt zich ernstig zorgen om zijn gezondheid. Klager verzoekt gegrondverklaring van het beroep, zodat hij direct wordt teruggeplaatst naar het JCvSZ.

3.2.      De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager is vanuit het JCvSZ overgeplaatst naar de locatie Hoogvliet. Hij verbleef daar in eerste instantie op een MIVA-cel. Klager is daarna door de huisarts van de locatie Hoogvliet geschikt geacht voor plaatsing in een reguliere cel op voorwaarde van aanpassingen en met een contra-indicatie voor een meerpersoonscel(MPC). De Minister ziet geen aanleiding om te twijfelen aan het oordeel van een arts van het JCvSZ wanneer een gedetineerden in aanmerking komt voor medisch ontslag. Dat betreft immers een beslissing van een arts. Datzelfde geldt voor de beslissing om klager te plaatsen in een reguliere cel met aanpassingen. Klager verblijft op dit moment in de p.i. Krimpen aan den IJssel, waar de aanpassingen op klagers cel volgens afspraak zijn uitgevoerd. Hiermee is voldaan aan de zorgplicht ex artikel 44 van de Pbw.

4.         De beoordeling

4.1.      Hoewel klager inmiddels is overgeplaatst naar de p.i. Krimpen aan den IJssel, hij derhalve niet langer in de gevangenis van de locatie Hoogvliet verblijft en niet om een tegemoetkoming heeft verzocht, zal de beroepscommissie het beroep toch inhoudelijk behandelen, nu de beroepscommissie het beroep zo begrijpt dat deze gericht is tegen de overplaatsing naar een regulier regime vanuit het JCvSZ.

4.2.      Uit de inlichtingen van de Minister, waaronder het selectieadvies van het JCvSZ van 19 februari 2019 en het selectieadvies van de locatie Hoogvliet van 28 februari 2019, volgt dat het JCvSZ aan klager medisch ontslag heeft verleend, omdat hij ADL-zelfstandig (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen) is. Hij behoeft wel hulp met steunpunten en kan niet lang staan. De inrichtingsarts van de locatie Hoogvliet heeft vervolgens geoordeeld dat klager op een reguliere cel kan verblijven, mits hulpmiddelen aanwezig zijn en een normaal bed (met dubbel matras). Daarnaast is er een contra-indicatie voor een plaatsing in een MPC. Uit de inlichtingen van de Minister volgt dat de genoemde aanpassingen in klagers cel zijn uitgevoerd.

4.3.      De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de Minister kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt nu er ten aanzien van klager niet langer een zorg-indicatie is voor een verblijf in het JCvSZ. Niet gebleken is dat de overplaatsing naar een regulier regime in strijd is met het bepaalde in artikel 44 van de Pbw. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 17 juni 2019.      

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven