Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3047/TA, 12 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:12-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/3047/TA

betreft: [klager]                                               datum: 12 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van het hoofd van de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de instelling, gericht tegen een uitspraak van 26 februari 2019 van de beklagcommissie bij genoemde instelling, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 21 mei 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsman mr. A.R. Ytsma en namens het hoofd van voormelde tbs-instelling, mevrouw […], juridisch medewerker bij de Pompestichting. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was gezorgd, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord. Als toehoorder was aanwezig mevrouw […], senior secretaris bij de Raad. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het gebruik van handboeien tijdens een transport en een bezoek aan de tandarts (PN 2018/211). De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten

Namens het hoofd van de instelling is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag, nu het beklag te laat is ingediend. Klager stelt dat door fouten van het personeel zijn klacht niet tijdig is ingediend. Hij is echter zelf verantwoordelijk voor het posten van zijn klacht. Zelfs al zou de klacht door toedoen van het personeel te laat zijn ingediend, was hij zelf al ruimschoots te laat met het aanbieden van de klacht. Van verschoonbare redenen is niet gebleken. Juist het argument dat klager bekend is met de klachtprocedure, maakt dat hij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dat klager een eerdere klacht zou hebben geschreven die nooit is aangekomen, wordt in beroep voor het eerst aangevoerd en vindt geen steun in het dossier. Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager klaagt regelmatig en is bekend met de wettelijke termijnen. Het is daarom niet aannemelijk dat hij zijn klacht te laat heeft ingediend. Hij heeft twee klachten ingediend ten aanzien van dit onderwerp. De eerste is echter nooit aangekomen. Klager dient daarom te worden ontvangen in zijn klacht.

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 58, vijfde lid, Bvt dient een klacht uiterlijk op de zevende dag na die waarop de verpleegde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wil beklagen moet worden ingediend. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de verpleegde in verzuim is geweest. Klager klaagt over het aanleggen van handboeien op 12 oktober 2018. Het door klager ingediende klaagschrift dateert van 27 oktober 2018 en is op 6 november 2018 bij de commissie van toezicht ontvangen. Klager heeft daarom zijn klaagschrift na de hiervoor genoemde termijn ingediend. Van verschoonbare termijnoverschrijding is naar het oordeel van de beroepscommissie geen sprake. Klager is immers bekend met de geldende termijnen en is zelf verantwoordelijk voor het (tijdig) posten van zijn klaagschrift. Daarbij heeft klager onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij eerder (tijdig) een klaagschrift heeft ingediend over het gebruik van handboeien op 12 oktober 2018. De beklagcommissie had klager derhalve niet-ontvankelijk in zijn beklag moeten verklaren. Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, drs. M.R. Daniel en drs. J.E. Wouda, leden,  in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 12 juni 2019.

 

            secretaris                                 voorzitter                   

 

 

 

 

 

Naar boven