Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2474/GV, 26 november 2003, beroep
Uitspraakdatum:26-11-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2474/GV

betreft: [klager] datum: 26 november 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 27 oktober 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 oktober 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager weet dat hij vanwege zijn strafmaat niet in aanmerking komt voor verlofeenmaal in de twee weken en dat ervan uitgegaan wordt dat acht van de tien gedetineerden weer in het criminele circuit terecht komen. Klager is echter niet van plan om weer in de fout te gaan. Hij kan dit niet aan en wil zijn gezindit ook niet aan doen. Klagers vrouw en kinderen lijden enorm onder de situatie en de relatie tussen klager en zijn vrouw is op dit moment niet meer wat het zou moeten zijn. Voordat klager werd aangehouden had hij al twee maandenalle banden met het criminele circuit verbroken en werkte hij als internationaal chauffeur. Klagers vrouw zal er alles aan doen om klager op het rechte pad te houden, hoewel dit niet nodig zal zijn. Klager wil graag om de veertiendagen bij zijn gezin zijn om zijn vrouw en kinderen te kunnen ondersteunen en door middel van eerstelijns psychologische hulp te werken aan hun relatie. Zodra klager vrijkomt heeft hij dan een gezonde basis om opnieuw te beginnen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers verzoek om periodieke strafonderbreking van twee dagen per maand is niet gehonoreerd om de volgende redenen. Slechts in zeer bijzondere gevallen wordt er strafonderbreking gegeven. Enkel indien er geen andere vorm vanvrijheden mogelijk is. Voor wat betreft klager is dit niet het geval. Hij geniet regimair verlof. Uit het rapport van de afdeling gezondheidszorg blijkt dat zij onvoldoende redenen zagen om klager het gevraagde te verlenen. Weladviseerden zij klager in de gelegenheid te stellen om samen met zijn echtgenote deel te kunnen nemen aan een begeleidingstraject. De directeur kan dan incidenteel verlof verlenen.

Op klagers verlofaanvraag heeft de medisch adviseur van de afdeling gezondheidszorg aangegeven onvoldoende redenen te zien voor een positief advies maar er wel op aan te dringen dat klager in de gelegenheid wordt gesteld om samenmet zijn echtgenote deel te nemen aan een begeleidingstraject dat nog opgestart moet worden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek, wegens opzettelijke overtreding van artikel 2 van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 24 november 2004.

Krachtens artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr.733726/98/DJI), kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat nietkan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

In onder meer artikel 36 juncto artikel 23 van de Regeling zijn deze bijzondere omstandigheden nader uitgewerkt. Zo kan strafonderbreking onder meer worden verleend in verband met bezoek aan een in ernstig psychische nood verkerendelevenspartner.

De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het advies van de medisch adviseur, niet is gebleken dat strafonderbreking medisch noodzakelijk is. Daarbij komt dat klager zijn regimair verlof kan aanwenden om te werken aan zijnrelatie. Voorts bestaat de mogelijk dat aan klager incidenteel verlof wordt verleend teneinde (samen met zijn echtgenote) deel te nemen aan een begeleidingstraject. Dat project is evenwel nog niet gestart. Derhalve is de afwijzingdoor de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 26 november 2003

secretaris voorzitter

Naar boven