Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/0169/TB, 2 augustus 2001, beroep
Uitspraakdatum:02-08-2001

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/169/TB

betreft: [...] datum: 2 augustus 2001

U I T S P R A A K

van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT), inzake het beroep van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van:

De Minister van Justitie, verder te noemen de Minister.

B E V I N D I N G E N E N O V E R W E G I N G E N :

1. De bestreden beslissing
De Minister heeft op 11 januari 2001 beslist tot klagers plaatsing in het Dr. F.S. Meijers Instituut te Utrecht (hierna: het MI).

2. De procedure
De beroepscommissie heeft kennis genomen van onder meer de navolgende stukken:
- het beroepschrift d.d. 16 januari 2001 van klager, ingekomen op het secretariaat d.d. 18 januari 2001, alsmede zijn aanvulling op het beroepschrift, ingekomen op het secretariaat d.d. 19 februari 2001;
- de schriftelijke inlichtingen en opmerkingen d.d. 30 mei 2001 van de Minister, met bijlagen.

Klager is ter zitting d.d. 11 juni 2001 van de beroepscommissie gehoord.
Namens de Minister is gehoord mr. M.D. Budding.
Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

3. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak veroordeeld tot onder meer gevangenisstraf voor de duur van 12 jaar en ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (tbs). De tbs van klager is op20 augustus 2000 aangevangen. Klager is op 19 december 2000 gehoord over het voornemen van de Minister om hem te plaatsen in de Dr. F.S. Meijers Kliniek (voorheen het Meijers Instituut, hierna te noemen het MI, zolang geen formelebestemmingswijziging is ontvangen). Bij brief d.d. 11 januari 2001 heeft de Minister beslist om klager te plaatsen in het MI. De plaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog niet gerealiseerd.

4. De standpunten
4.1. Het standpunt van klager
Het beroep richt zich niet tegen de beslissing van de Minister om klager in het MI te plaatsen. Klager kan zich niet verenigen met de oplegging van zijn tbs en daaruit voortvloeiend met een plaatsing in een tbs-kliniek. Hij heeftalle mogelijke rechtsmiddelen aangewend tegen zijn veroordeling, maar hij heeft nooit een eerlijk proces gehad. Het uitgebrachte psychiatrische rapport klopt voor geen donder. Daarin wordt verwoord dat hij nog steeds gek zou zijn opzijn ex-vrouw, maar hij heeft al 21 jaar een schat van een vriendin. Hij heeft tegen de psychiater alleen maar gezegd dat hij zijn ex-vrouw het allerbeste toewenste en haar een mooi leven toewenste. De mensen, die de rapportageshebben opgemaakt, zijn zelf gestoord. Klager zal nooit meewerken aan een behandeling. Als klager ziek zou zijn dan zou hij behandeling nodig hebben, maar hij zit al 9 jaar vast en klager ziet niet in dat hij nu ineens behandeld zoumoeten worden. Justitie is van mening dat klager een gevangenisstraf van 12 jaar heeft verdiend. Indien er bij Justitie deze overtuiging heerst, wil klager absoluut geen gebruik maken van de mogelijkheid om per datum van devervroegde invrijheidstelling in een tbs-kliniek te worden geplaatst. Klager wil enkel zijn volledige 12 jaar gevangenisstraf uitzitten in een gevangenis en wenst op geen enkel moment geplaatst te worden in een tbs-kliniek. Zijnadvocaten zeggen dat hij gelijk heeft.

4.2. Het standpunt van de Minister
Het beroep in cassatie tegen het betreffende arrest van het gerechthof is door de Hoge Raad der Nederlanden verworpen op 28 juni 1994. Een aanvraag tot herziening van dat arrest is op 7 mei 1996 door de Hoge Raad der Nederlandenniet-ontvankelijk verklaard. Klager heeft in een vroeg stadium van de detentie pertinente bezwaren geuit tegen de opgelegde tbs. Conform artikel 3, eerste lid van de Regeling plaatsing veroordeelden gevangenisstraf en TBS komt eenveroordeelde met een zogenaamd combinatievonnis in aanmerking voor plaatsing in een tbs-inrichting nadat een derde van de gevangenisstraf is verstreken. Op advies van de commissie Geestelijke Gezondheidszorg Gedetineerden heeft deMinister echter beslist dat klagers datum van vervroegde invrijheidstelling, 20 augustus 2000, gehanteerd zal worden als datum van aanvang van de tbs. Dit omdat er bij klager indicaties bestaan die aanleiding geven om detbs-maatregel later te laten aanvangen. Klager heeft angst voor behandeling in een tbs-kliniek en functioneert zonder problemen binnen een algeheel gemeenschapsregime.
De selectie vindt thans plaats op basis van de procedure zoals die is vastgelegd in de notitie vereenvoudigde plaatsingssystematiek. Getoetst wordt aan een viertal criteria, te weten het geslacht van de tbs-gestelde, de mate waarinsprake is van vlucht- en/of beheersgevaar, de verstandelijke vermogens van de tbs-gestelde en de aard van zijn stoornis.
Uit de bij klager afgenomen onderzoeken kwam naar voren dat bij klager sprake is van een diepgewortelde karakterneurose van het hysterische type met een duidelijk ik-zwakte. De bevindingen zouden kunnen duiden op een paranoïdesysteem bij schizoïde trekken. De persoonlijkheidsstoornis is als leidende stoornis aangemerkt. De rapporteur gaf tevens aan dat er contra-indicaties aanwezig waren voor een psychotische stoornis. Klager heeft geweigerd medewerkingte verlenen aan aanvullend onderzoek. Uit informatie van de penitentiaire inrichting Norgerhaven blijkt dat er geen aanwijzingen zijn dat klager psychotisch functioneert. Uit in het dossier aanwezige informatie kwam naar voren datklager niet zwakbegaafd is. Niet is gebleken van een extreem beheers- en of vluchtrisico. Klager is op grond van genoemde bevindingen en de bestaande wachtlijst geselecteerd voor het MI.
Klager is gehoord omtrent de voorgenomen plaatsing en zijn reactie was negatief. Hij wenste niet in aanmerking te komen voor plaatsing in een tbs-kliniek en wilde enkel zijn gevangenisstraf uitzitten. Het beroep is ongegrond, medenu klager geen fundamentele bezwaren heeft tegen zijn plaatsing in het MI in het bijzonder, maar enkel tegen plaatsing in een tbs-inrichting in het algemeen.

5. De beoordeling
Klager heeft ter zitting van de beroepscommissie toegelicht dat zijn beroep zich niet richt tegen de beslissing van de Minister om klager specifiek in het Dr. F.S. Meijers Instituut te plaatsen. Klagers beroep is gericht tegen deomstandigheid dat de hem opgelegde gevangenisstraf van 12 jaar niet geheel wordt tenuitvoergelegd doordat hij vervroegd in vrijheid is gesteld uit die straf, waarna aansluitend de hem tevens – naar zijn inzien ten onrechte -opgelegde tbs is aangevangen.
Een dergelijke klacht valt evenwel niet onder de beroepsgronden die zijn vermeld in artikel 69 BVT. Derhalve kan klager niet in zijn klacht worden ontvangen.
Klager heeft de mogelijkheid zijn bezwaren tegen het verlengen van de tbs voor te leggen aan de rechter die over de verlenging van de tbs beslist. In de onderhavige procedure gaat het uitsluitend om bezwaren tegen plaatsing in (danwel overplaatsing naar) een bepaalde tbs-inrichting.

Op grond van het bovenstaande komt de beroepscommissie tot de volgende beslissing.

6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter,
prof. dr. F.H.L. Beyaert en mr. E.J. Hofstee, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 2 augustus 2001.

secretaris voorzitter

Nummer: 01/169/TB

Betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, van 11 juni 2001, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Over-Amstel teAmsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg, voorzitter,
leden: prof. dr. F.H.L. Beyaert en mr. E.J. Hofstee.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. H.S. van Gemert.

Gehoord zijn klager en [...], de vertegenwoordigster van de Minister.

Klager heeft - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Het beroep richt zich niet tegen de beslissing van de Minister om klager in het MI te plaatsen. Klager kan zich niet verenigen met de oplegging van tbs en daaruit voortvloeiend een plaatsing in een tbs-kliniek. Hij heeft allemogelijke rechtsmiddelen aangewend tegen zijn veroordeling, maar hij heeft nooit een eerlijk proces gehad. Het uitgebrachte psychiatrische rapport klopt voor geen donder. Daarin wordt verwoord dat hij nog steeds gek zou zijn op zijnex-vrouw, maar hij heeft al 21 jaar een schat van een vriendin. Hij heeft tegen de psychiater alleen maar gezegd dat hij zijn ex-vrouw het allerbeste wenste en haar een mooi leven toewenste. De mensen, die de rapportages hebbenopgemaakt, zijn zelf gestoord. In de inrichtingen werken ‘menselijke figuren’. Ze zijn niet eerlijk. Klager zal nooit meewerken aan behandeling. Als klager ziek zou zijn dan zou hij behandeling nodig hebben, maar hij zit al 9 jaarvast en klager ziet niet in dat hij nu ineens behandeld zou moeten worden. Justitie is van mening dat klager een gevangenisstraf van 12 jaar heeft verdiend. Indien er bij Justitie deze overtuiging heerst, wil klager absoluut geengebruik maken van de mogelijkheid om per datum van vervroegde invrijheidstelling in een tbs-kliniek te worden geplaatst. Klager wil enkel zijn volledige 12 jaar gevangenisstraf uitzitten in een gevangenis en wenst op geen enkelmoment geplaatst te worden in een tbs-kliniek. Zijn advocaten zeggen dat hij gelijk heeft. Hij is van plan een kort geding aan te spannen.

Namens de Minister is verwezen naar de reactie d.d. 30 mei 2001 op klagers beroep.

secretaris voorzitter

Naar boven