nummer: 01/976/TB
betreft: [klager] datum: 28 juni 2001
U I T S P R A A K
van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT), inzake het beroep van
[...], verder te noemen klager,
tegen een beslissing van:
het hoofd van de Prof.mr. W.J.P. Pompekliniek, verder het hoofd van de inrichting te noemen.
B E V I N D I N G E N E N O V E R W E G I N G E N :
1. De bestreden beslissing
Het hoofd van de inrichting heeft met machtiging van de Minister van Justitie (hierna: de Minister) beslist tot klagers ‘overplaatsing’ naar de Forensisch Psychiatrische Afdeling van de Willem Arntszhoeve te Den Dolder (hierna: deFPA van de WA-hoeve).
2. De procedure
De beroepscommissie heeft kennis genomen van de navolgende stukken:
- het beroepschrift d.d. 21 mei 2001 van klager, waarbij hij in beroep komt tegen de hem op 21 mei 2001 medegedeelde beslissing hem over te plaatsen naar de FPA van de WA-hoeve, ingekomen op het secretariaat d.d. 22 mei 2001;
- de op 7 juni 2001 met instemming van klager namens het hoofd van de inrichting toegezonden stukken: het verlofplan d.d. 17 mei 2001, de wettelijke aantekeningen over de periode van 14 mei 1999 tot 19 februari 2001 en hetlaatst uitgebrachte advies verlenging tbs;
- de schriftelijke inlichtingen en opmerkingen d.d. 7 juni 2001 namens de Minister over de aangevochten beslissing, met als bijlagen het verlofplan d.d. 13 februari 2001 en de wettelijke aantekeningen over de periode van 10december 1999 tot 19 juli 2000;
- de uitspraak d.d. 29 mei 2001 van de schorsingsvoorzitter van de beroepscommissie inzake het tevens als schorsingsverzoekschrift aangemerkte beroepschrift van 21 mei 2001 (01/922/STB), de reactie d.d. 23 mei 2001 van hethoofd van de inrichting op het schorsingsverzoek, de op 17 april 2001 door de Minister aan het hoofd van de inrichting verleende machtiging klager verlof te verlenen dat geheel buiten de inrichting wordt doorgebracht en de reactied.d. 28 mei 2001 namens de Minister op het schorsingsverzoek.
Ter zitting van 11 juni 2001 zijn door de beroepscommissie gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.R.M. Noppen, de heer drs. [...], algemeen directeur van de inrichting, de heer mr. [...], stafmedewerker juridische zakenvan de inrichting, en mevrouw mr. [...], vertegenwoordiger van de Minister.
Gelet op het door het hoofd van de inrichting aangevoerde spoedeisend belang is bij wijze van uitzondering de beslissing van de beroepscommissie op 12 juni 2001 reeds mondeling aan partijen meegedeeld.
3. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (tbs). In het kader van de tbs is hij op 14 mei 1999 geplaatst in de inrichting.
Bij verlofaanvraag d.d. 13 februari 2001 heeft de inrichting de Minister verzocht om een machtiging verlofplan voor de periode vanaf 15 februari 2001, inhoudende overplaatsing van klager naar de FPA van de WA-hoeve, in eersteinstantie binnen het kader van woonverlof, binnen 6 maanden toewerkend naar de situatie van proefverlof.
Op 17 april 2001 heeft de Minister het hoofd van de inrichting gemachtigd om klager ingevolge artikel 50 BVT verlof te verlenen dat geheel buiten de inrichting wordt doorgebracht, welk verlof in principe voor een duur van driemaanden wordt verleend met een eenmalige mogelijkheid van verlenging met drie maanden.
Bij verlofaanvraag d.d. 17 mei 2001 heeft de inrichting de Minister verzocht om een machtiging verlofplan voor de periode vanaf 21 mei 2001, inhoudende beginseltoestemming voor proefverlof dat binnen uiterlijk zes maanden na aanvangvan het woonverlof gerealiseerd moet zijn.
Op 21 mei 2001 is klager medegedeeld dat hij op 31 mei 2001 zal worden overgeplaatst naar de FPA van de WA-hoeve. Bij uitspraak d.d. 29 mei 2001 (01/922/STB) is het verzoek van klager tot schorsing van de verdere tenuitvoerleggingvan bedoelde beslissing tot overplaatsing toegewezen. De bestreden overplaatsing was ten tijde van de behandeling van het beroep ter zitting van de beroepscommissie achterwege gelaten.
4. De standpunten
4.1. Het standpunt van klager
Klager kan zich niet verenigen met zijn overplaatsing naar het algemeen psychiatrisch ziekenhuis in Den Dolder. Daartoe heeft hij aangevoerd dat hij lange tijd geestelijk instabiel is geweest, maar dat hij nu geestelijk stabiel isen geen psychische problemen heeft. In dit verband benadrukt hij dat zijn huidige lichamelijke klachten (suikerziekte, rugpijn, etc.) los staan van zijn stabiele geestelijke situatie. Hij heeft grote angst dat hij in eenpsychiatrisch ziekenhuis weer achteruit zal gaan en verworven rechten zal moeten inleveren. Eerdere opnames in een psychiatrisch ziekenhuis zijn mislukt. Zo heeft hij langere tijd in een psychiatrisch ziekenhuis in Maastrichtverbleven, waar hij een soort draaideurpatiënt was, instabiel was en geen motivatie had. Dit dreigt nu weer te gaan gebeuren. In een psychiatrisch ziekenhuis verblijven zwaar chronische patiënten die net zombies zijn en hem willenaanraken, hetgeen hij niet wil. Klager is niet in de gelegenheid gesteld om te gaan kijken in het psychiatrisch ziekenhuis in Den Dolder. Hij heeft in de inrichting lange tijd op een gesloten afdeling gezeten en verblijft sinds eenjaar op een halfopen afdeling. Hij wil niet weer op een gesloten afdeling terechtkomen. Hij is bang dat de goede weg die hij nu is ingeslagen teniet zal worden gedaan door een overplaatsing naar een psychiatrisch ziekenhuis en dathij dan een grote kans loopt jarenlang in zo’n ziekenhuis te moeten blijven.
Verder is zijn enige bezoek afkomstig uit Maastricht en zal deze hem om financiële redenen in Den Dolder niet meer kunnen bezoeken.
Klager wil maar een ding, namelijk vanuit de inrichting resocialiseren in de richting van een beschermde woonvorm en vervolgens naar een ambulante dagopvang van een algemeen psychiatrisch ziekenhuis in Nijmegen.
De inrichting bekijkt zijn overplaatsing vanuit doelmatigheid en niet vanuit een menselijk standpunt. De inrichting schuift zijn grote angst voor overplaatsing, die zover kan gaan dat hij suïcide pleegt, geheel terzijde. Deinrichting zegt dat hij in het kader van woonverlof wordt overgeplaatst, maar er zijn mensen op bezoek geweest die hebben gezegd dat een plaatsing op de FPA van de WA-hoeve in het kader van proefverlof plaatsvindt. Een staflid vande inrichting kan dit bevestigen.
Klagers raadsman heeft aangevoerd dat de bestreden overplaatsing moet worden gezien als een overplaatsing in de zin van artikel 14 BVT.
4.2. Het standpunt van het hoofd van de inrichting
Een overplaatsing van klager naar de FPA van de WA-hoeve in het kader van woonverlof is een logisch gevolg van de eerder ingezette behandelstrategie. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het ten aanzien van klager opgesteldeverplegings- en behandelingsplan. De inrichting meent hiermee in klagers belang te handelen. Klager is een psychiatrische patiënt, verblijvend op de afdeling IJssel II, die niet meer de beveiliging van de inrichting behoeft. Klagerbezet nu een duurdere plek dan noodzakelijk is, waar een ander die wel beveiliging behoeft op moet wachten. De door- en uitstroom van patiënten moet zo efficiënt mogelijk plaatsvinden. Klager kan resocialiseren vanuit een goedkopereplek. Er zijn tbs-inrichtingen die eigen transmurale voorzieningen voor dat doel hebben en die tbs-gestelden als klager van daaruit kunnen resocialiseren. De inrichting beschikt niet over een dergelijke voorziening en koopt om diereden plaatsen in in psychiatrische ziekenhuizen. Deze plaatsen zijn bijzonder moeilijk te krijgen. Voor klager is een plaats ingekocht op de FPA van de WA-hoeve. Deze plaats is nu onbezet. De inrichting moet wel voor die plaatsbetalen en kan die plaats niet eeuwig openhouden voor klager. Klagers weerstand tegen de overplaatsing is bekend. Klager vindt een overplaatsing van de ene naar de andere plek eng, maar de ervaring leert dat het enige tijd na deoverplaatsing goed gaat met klager.
Na overplaatsing naar de FPA van de WA-hoeve zal de dagelijkse begeleiding van klager daar plaatsvinden, maar de eindverantwoordelijkheid blijft bij de inrichting liggen. Klager blijft behoren tot de administratieve sterkte van deinrichting. Als vanuit de FPA van de WA-hoeve niet tot proefverlof kan worden gekomen, zal klager onmiddellijk terugkeren in de inrichting. De inrichting is daartoe gehouden en beschikt 24 uur per dag over plaatsen die vrij gehoudenworden voor crisisopname.
Als het goed gaat met klager op de FPA van de WA-hoeve kan men hem in het kader van proefverlof in een RIBW plaatsen. De inrichting acht klager nog niet geschikt om hem rechtstreeks in een RIBW te plaatsen en wil hem eerstdiagnostisch goed laten bekijken in de FPA van de WA-hoeve.
De inrichting werkt al jaren met veel succes op deze wijze. Het is nu de eerste keer dat een tbs-gestelde het niet eens is met de door de inrichting voorgestane wijze van verlofverlening.
De algemeen directeur van de inrichting heeft deel uitgemaakt van de begeleidingscommissie evaluatie BVT. De praktijk van de transmurale zorg, waarbij vele patiënten op een goedkopere maar wel de juiste zorgplek komen, heeft deregelgeving ingehaald. Aanbevolen is deze regelgeving derhalve aan te passen. Woonverlof is nu mogelijk voor een periode van maximaal zes maanden, waarna proefverlof verleend moet worden. Deze periode wordt in de praktijk van detransmurale zorg vaak overschreden, omdat meer tijd nodig is alvorens tot proefverlof kan worden overgegaan.
4.3. Het standpunt van de Minister
De bestreden beslissing is geen beslissing tot overplaatsing naar een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 14 BVT, maar moet worden opgevat als een voornemen woonverlof te verlenen. Van de hantering van de term„overplaatsing“ gaat een verkeerde suggestie uit. Artikel 14 BVT ziet op een situatie waarin de behandelverantwoordelijkheid voor de betrokken tbs-gestelde of anderszins verpleegde beter vorm kan worden gegeven door eenpsychiatrisch ziekenhuis als omschreven in het eerste lid. Daarvan is hier geen sprake. Verwezen wordt naar de verlofaanvraag d.d. 13 februari 2001 van de inrichting, de door de Minister op 17 april 2001 verleende machtiging en hetToetsingskader verlof tbs-gestelden dat destijds ter advisering is voorgelegd aan de Raad.
Wanneer het woonverlof succesvol verloopt, ontleent klager na uiterlijk zes maanden op grond van de BVT een recht op proefverlof, hetgeen een essentieel verschil vormt met een situatie van overplaatsing als bedoeld in artikel 14BVT. Klager blijft behoren tot de administratieve sterkte van de inrichting, die verantwoordelijk blijft voor de te volgen verplegings- en behandelingsstrategie. De inrichting staat gedurende de zes maanden van woonverlof garant,hetgeen bij overplaatsing in de zin van artikel 14 BVT doorgaans niet aan de orde is.
Het verlenen van verlof is niet vatbaar voor beroep noch beklagwaardig, wel de intrekking van verlof dat hier niet aan de orde is. Klager is evenwel niet verstoken van mogelijkheden om te ageren tegen de in zijn ogen niet gewensteverlofverlening. Zo kan hij in het kader van de evaluatie van het verloop van de verpleging en behandeling zijn mening geven en kan hij de maandcommissaris vragen om bemiddeling.
Klager kan derhalve niet in zijn beroep worden ontvangen.
5. De beoordeling
In de uitspraak d.d. 29 mei 2001 heeft de schorsingsvoorzitter (01/922/STB) op grond van de bestaande wet- en regelgeving en bij gebreke aan duidelijke informatie over de aard van de bestreden beslissing - met name het verlofplan -als voorlopig oordeel uitgesproken dat de bestreden beslissing moet worden gezien als een beslissing tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 14 BVT, waartegen ingevolge artikel 69 BVT beroep kan wordeningesteld.
In de kern betreft het geschil tussen partijen de vraag welke betekenis de overplaatsing van klager naar de FPA van de WA-hoeve heeft.
De stelling van (de raadsman van) klager luidt dat overplaatsing hier is te verstaan als een overplaatsing in de zin van artikel 14 BVT, waarover de Minister een beslissing dient te nemen en welkle beslissing op grond van artikel 69eerste lid onder a, BVT vatbaar is voor beroep bij de beroepscommissie.
Het standpunt van het hoofd van de inrichting en de Minister van Justitie is daarentegen dat overplaatsing in casu bedoeld is en derhalve behoort te worden begrepen als een vorm van woonverlof, als laatste voorbereidende stap naarproefverlof, waarover op de voet van artikel 50, eerste lid, BVT het hoofd van de inrichting na daartoe strekkende machtiging van de Minister beslist, waartegen gezien artikel 69 BVT geen beroep bij de beroepscommissie mogelijk is.
In het kader van de beroepsprocedure zijn met instemming van klager stukken ontvangen, die voldoende duidelijkheid verschaffen over de aard van de bestreden beslissing.
Vast is komen te staan dat de inrichting bij verlofaanvraag d.d. 13 februari 2001 de Minister heeft verzocht om een machtiging verlofplan voor de periode vanaf 15 februari 2001, inhoudende overplaatsing van klager naar de FPA van deWA-hoeve, in eerste instantie binnen het kader van woonverlof, binnen 6 maanden toewerkend naar de situatie van proefverlof.
Naar aanleiding van deze verlofaanvraag heeft de Minister het hoofd van de inrichting op 17 april 2001 gemachtigd om klager ingevolge artikel 50 BVT verlof te verlenen dat geheel buiten de inrichting wordt doorgebracht, welk verlofin principe voor een duur van drie maanden wordt verleend met de mogelijkheid van verlenging. Blijkens de Memorie van Toelichting op de BVT (pagina 55) wordt geheel buiten de inrichting verleend verlof aangeduid als woonverlof. Bijverlofaanvraag d.d. 17 mei 2001 heeft de inrichting de Minister verzocht om een machtiging verlofplan voor de periode vanaf 21 mei 2001, inhoudende beginseltoestemming voor proefverlof dat binnen uiterlijk zes maanden na aanvang vanhet woonverlof gerealiseerd moet zijn.
Genoemde verlofplannen maken deel uit van het door de inrichting ten aanzien van klager opgestelde verplegings- en behandelingsplan.
Blijkens deze stukken en het verhandelde ter zitting is de bestreden beslissing tot overplaatsing van klager naar de FPA van de WA-hoeve onmiskenbaar genomen in het kader van verlofverlening, waarbij aan klager transmurale zorg zalworden geboden onder eindverantwoordelijkheid van de inrichting en waarbij het streven is gericht op een verdere doorplaatsing naar een RIBW in het kader van proefverlof.
Op grond van het bepaalde in artikel 50 BVT is het hoofd van de inrichting bevoegd een beslissing te nemen met betrekking tot het verlenen van het bedoelde verlof na daartoe verkregen machtiging van de Minister.
Volgens de verklaringen van het hoofd van de inrichting en de vertegenwoordiger van de Minister van Justitie blijft klager in de periode van verlofverlening na de bestreden overplaatsing tot de administratieve sterkte van deinrichting behoren en zal hij onmiddellijk weer daarin worden opgenomen in het geval dat de verlofverlening niet mocht uitmonden in het verlenen van proefverlof.
In het licht daarvan is naast de door de Minister verleende machtiging d.d. 17 april 2001 niet tevens een beslissing van de Minister tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 14 BVT vereist, alvorens totklagers plaatsing op de FPA van de WA-hoeve wordt overgegaan.
Nu de bestreden beslissing moet worden aangemerkt als een beslissing van het hoofd van de inrichting tot het verlenen van verlof als bedoeld in artikel 50 BVT en de wet niet voorziet in een beroepsmogelijkheid daartegen, kan klagerniet worden ontvangen in zijn beroep.
Op grond van het bovenstaande komt de beroepscommissie tot de volgende beslissing.
6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Aldus besloten op 11 juni 2001 door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, prof. dr. F.H.L. Beyaert en mr. E.J. Hofstee, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, en schriftelijkvastgesteld op 28 juni 2001.
De strekking van de onderhavige beslissing is gelet op de spoedeisendheid van de zaak door de secretaris mondeling aan partijen meegedeeld op 12 juni 2001.
secretaris voorzitter
Nummer: 01/976/TB
Betreft: [...], verder klager te noemen.
Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, van 11 juni 2001, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Over-Amstel teAmsterdam.
Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg
leden: prof. dr. F.H.L. Beyaert en mr. E.J. Hofstee.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E.W. Bevaart.
Gehoord zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.R.M. Noppen, de heer drs. [...], algemeen directeur van de Prof.mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen (hierna de inrichting), de heer mr. [...], stafmedewerker juridische zakenvan de inrichting, en mevrouw mr. [...], vertegenwoordiger van de Minister van Justitie.
Door klager is - zakelijk weergegeven - mondeling en in een door hem overgelegd schrijven d.d. 11 juni 2001 het volgende aangevoerd.
Klager heeft aangegeven dat hij momenteel veel rugpijn heeft en dat zijn suikerspiegel niet in orde is, omdat hij met een justitiebusje van de inrichting naar de p.i. Over-Amstel is vervoerd. Dit terwijl de staf van de inrichtingweet dat hij rugklachten heeft, suikerziekte heeft en angst heeft voor separatie. Men heeft hem met een gewoon busje laten vervoeren, omdat hij in beklag is gegaan tegen de overplaatsing en ziet dit als machtsmisbruik.
Klager kan zich niet verenigen met zijn overplaatsing naar het psychiatrisch ziekenhuis in Den Dolder. Hij is lange tijd geestelijk instabiel geweest en wilde om die reden destijds wel in een psychiatrisch ziekenhuis wordengeplaatst, maar nu is hij geestelijk stabiel en zijn er geen psychische problemen meer. In dit verband benadrukt hij dat zijn huidige lichamelijke klachten (suikerziekte, rugpijn, etc.) los staan van zijn stabiele geestelijkesituatie. Hij heeft grote angst dat hij in een psychiatrisch ziekenhuis weer achteruit zal gaan en verworven rechten zal moeten inleveren. Hij heeft langere tijd in een psychiatrisch ziekenhuis in Maastricht verbleven, waar hij eensoort draaideurpatiënt was, instabiel was en geen motivatie had. Dit dreigt nu weer te gaan gebeuren. In een psychiatrisch ziekenhuis verblijven zwaar chronische patiënten die net zombies zijn en hem willen aanraken, hetgeen hijniet wil. Klager is niet in de gelegenheid gesteld om te gaan kijken in het psychiatrisch ziekenhuis in Den Dolder. Hij heeft in de inrichting lange tijd op een gesloten afdeling gezeten en verblijft sinds een jaar op een halfopenafdeling. Hij wil niet weer op een gesloten afdeling terechtkomen. Hij is bang dat de goede weg die hij nu is ingeslagen teniet zal worden gedaan door een overplaatsing naar een psychiatrisch ziekenhuis en dat hij dan een grote kansloopt jarenlang in zo’n ziekenhuis te moeten blijven. Verder is zijn enige bezoek afkomstig uit Maastricht en zal deze hem om financiële redenen in Den Dolder niet meer kunnen bezoeken.
Klager wil maar een ding, namelijk vanuit de inrichting resocialiseren in de richting van een beschermde woonvorm en vervolgens naar een ambulante dagopvang van een algemeen psychiatrisch ziekenhuis in Nijmegen.
De inrichting bekijkt zijn overplaatsing vanuit doelmatigheid en niet vanuit een menselijk standpunt. De inrichting schuift zijn grote angst voor overplaatsing, die zover kan gaan dat hij suïcide pleegt, geheel terzijde. Deinrichting zegt dat hij in het kader van woonverlof wordt overgeplaatst, maar er zijn mensen op bezoek geweest die hebben gezegd dat een plaatsing op de FPA van de WA-hoeve in het kader van proefverlof plaatsvindt. Een staflid vande inrichting kan dit bevestigen.
Klagers raadsman heeft aangevoerd dat hij laat in de onderhavige procedure is betrokken, maar dat de bestreden overplaatsing zijns inziens moet worden gezien als een overplaatsing in de zin van artikel 14 BVT.
Door en namens het hoofd van de inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
Een overplaatsing van klager naar de FPA van de WA-hoeve in het kader van woonverlof is een logisch gevolg van de eerder ingezette behandelstrategie. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het ten aanzien van klager opgesteldeverplegings- en behandelingsplan. De inrichting meent hiermee in klagers belang te handelen. Klager is een psychiatrische patiënt, verblijvend op de afdeling IJssel II, die niet meer de beveiliging van de inrichting behoeft. Klagerbezet nu een duurdere plek dan noodzakelijk is, waar een ander die wel beveiliging behoeft op moet wachten. De door- en uitstroom van patiënten moet zo efficiënt mogelijk plaatsvinden. Klager kan resocialiseren vanuit een goedkopereplek. Er zijn tbs-inrichtingen die eigen transmurale voorzieningen voor dat doel hebben en die tbs-gestelden als klager van daaruit kunnen resocialiseren. De inrichting beschikt niet over een dergelijke voorziening en koopt om diereden plaatsen in in psychiatrische ziekenhuizen. Deze plaatsen zijn bijzonder moeilijk te krijgen. Voor klager is een plaats ingekocht op de FPA van de WA-hoeve. Deze plaats is nu onbezet. De inrichting moet wel voor die plaatsbetalen en kan die plaats niet eeuwig openhouden voor klager. Klagers weerstand tegen de overplaatsing is bekend. Klager vindt een overplaatsing van de ene naar de andere plek eng, maar de ervaring leert dat het enige tijd na deoverplaatsing goed gaat met klager.
Na overplaatsing naar de FPA van de WA-hoeve zal de dagelijkse begeleiding van klager daar plaatsvinden, maar de eindverantwoordelijkheid blijft bij de inrichting liggen. Klager blijft behoren tot de administratieve sterkte van deinrichting. Als vanuit de FPA van de WA-hoeve niet tot proefverlof kan worden gekomen, zal klager onmiddellijk terugkeren in de inrichting. De inrichting is daartoe gehouden en beschikt 24 uur per dag over plaatsen die vrij gehoudenworden voor crisisopname.
Als het goed gaat met klager op de FPA van de WA-hoeve kan men hem in het kader van proefverlof in een RIBW plaatsen. De inrichting acht klager nog niet geschikt om hem rechtstreeks in een RIBW te plaatsen en wil hem eerstdiagnostisch goed laten bekijken in de FPA van de WA-hoeve.
De inrichting werkt al jaren met veel succes op deze wijze. Het is nu de eerste keer dat een tbs-gestelde het niet eens is met de door de inrichting voorgestane wijze van verlofverlening.
De algemeen directeur van de inrichting heeft deel uitgemaakt van de begeleidingscommissie evaluatie BVT. De praktijk van de transmurale zorg, waarbij vele patiënten op een goedkopere maar wel de juiste zorgplek komen, heeft deregelgeving ingehaald. Aanbevolen is deze regelgeving derhalve aan te passen. Woonverlof is nu mogelijk voor een periode van maximaal zes maanden, waarna proefverlof verleend moet worden. Deze periode wordt in de praktijk van detransmurale zorg vaak overschreden, omdat meer tijd nodig is alvorens tot proefverlof kan worden overgegaan.
De vertegenwoordiger van de Minister heeft verwezen naar de schriftelijke reactie d.d. 7 juni 2001 en heeft daarop - zakelijk weergegeven - de toelichting gegeven dat de rechtspositie van een tbs-gestelde in geval van overplaatsingals bedoeld in artikel 14 BVT een geheel andere is dan die van een tbs-gestelde die in het kader van verlofverlening in een psychiatrisch ziekenhuis.
De voorzitter van de beroepscommissie heeft voor alle duidelijkheid aangegeven dat waar de Minister in de reactie op het beroep meldt dat het Toetsingskader verlof tbs-gestelden om advies is voorgelegd aan de Raad, de onderhavigeberoepscommissie niet is gebonden aan adviezen van de Raad.
secretaris voorzitter
NB: gelet op de spoedeisendheid van de zaak heeft de voorzitter de betrokkenen toegezegd dat de secretaris hen op 12 juni 2001 mondeling op de hoogte zal brengen van de strekking van de uitspraak op het beroep.