Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 00/2467/TB, 2 mei 2001, beroep
Uitspraakdatum:02-05-2001

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 00/2467/TB

betreft: [klager] datum: 2 mei 2001

U I T S P R A A K

van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT), inzake het beroep van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van:

De Minister van Justitie, verder te noemen de Minister.

B E V I N D I N G E N E N O V E R W E G I N G E N :

1. De bestreden beslissing
De Minister heeft op 20 november 2000 beslist tot klagers plaatsing in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht (verder: Veldzicht) te Balkbrug.

2. De procedure
De beroepscommissie heeft kennis genomen van onder meer de navolgende stukken:
- het beroepschrift d.d. 30 november 2000, namens klager ingediend door zijn raadsvrouw mr. M.L. Tuijnenburg Muijs;
- de schriftelijke mededeling d.d. 20 november 2000 van de bestreden beslissing;
- de schriftelijke inlichtingen en opmerkingen d.d. 5 februari 2001 van de Minister.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 februari 2001 zijn de vertegenwoordigsters van de Minister, mevrouw mr. [...] en mevrouw mr. [...], door de beroepscommissie gehoord. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt. Klager enzijn raadsvrouw hebben geen gebruik willen maken van de gelegenheid om het beroep mondeling toe te lichten.

3. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (tbs). De tbs van klager is op 26 oktober 2000 aangevangen. Klager is op 3 november 2000 gehoord door deselectiecoördinator van het bureau selectie en detentiebegeleiding (bsd) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Noordsingel te Rotterdam over het voornemen van de Minister klager te plaatsen in de tbs-inrichting Veldzicht teBalkbrug. Een afschrift van het besluit d.d. 20 november 2000 dat klager in deze kliniek zal worden geplaatst is klager bij brief van 20 november 2000 toegezonden. De plaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog nietgerealiseerd, klager verbleef toen nog in de voormelde p.i..

4. De standpunten
4.1. Het standpunt van klager
Klager heeft bezwaar tegen de - op 23 november 2000 aan hem uitgereikte- beslissing dat hij zal worden geplaatst in Veldzicht, in verband met de beperkte mogelijkheid aldaar bezoek van familieleden uit Amsterdam te ontvangen, wegensde grote reisafstand en lange reistijd van Amsterdam naar Balkbrug. Klager heeft behoefte aan steun van en contact met zijn familie en verzoekt te worden geplaatst in een tbs-inrichting dichtbij Amsterdam. Uit de beschikbarerapporten in het kader van dit geding blijkt volgens klager hoe belangrijk de nabijheid van zijn familie voor klager en voor zijn behandeling is.
Bij het horen door de selectiecoördinator van de voormelde p.i. heeft klager reeds, met klem, verzocht om een opname in de regio Amsterdam.

4.2. Het standpunt van de Minister
Krachtens artikel 12 BVT dient een spoedige opname in een tbs-inrichting te worden bewerkstelligd, met inachtneming van de in artikel 11 BVT gestelde eisen. Hieraan is in het onderhavige geval uitvoering gegeven door toedeling vanklager aan Veldzicht.
De selectie vindt thans plaats middels een vereenvoudigde systematiek waarbij wordt getoetst aan een viertal criteria, te weten het geslacht van de tbs-gestelde, de mate waarin sprake is van vlucht- en/of beheersgevaar, deverstandelijke vermogens van de tbs-gestelde en de aard van zijn stoornis. Deze toetsing geschiedt op basis van de beschikbare informatie in het dossier van de tbs-gestelde, met name de rapportage pro justitia, alsmede aan de handvan de lijst Extreem Vlucht- en beheersgevaarlijke gedetineerden (EVG).
Er zijn bijzondere categorieën tbs-gestelden. Zo kunnen vrouwen niet in alle tbs-inrichtingen worden opgenomen. Voor de opname van tbs-gestelden die een extreem vlucht- of beheersgevaar vormen en voor zwakbegaafde tbs-gestelden,waarvan sprake is bij een IQ van minder dan 80, zijn voorts speciale tbs-klinieken bestemd.
Ten aanzien van klager is middels multidisciplinair onderzoek vastgesteld dat hij lijdt aan een chronische paranoïde psychose. Zijn IQ is meer dan 80. Uit de ter beschikking staande stukken is niet gebleken dat er ten aanzien vanklager een extreem vlucht- en/of beheersrisico aanwezig is. Klager behoort derhalve niet tot een van de genoemde bijzondere categorieën. Hij is daarom toebedeeld aan één van de reguliere klinieken en wel aan die met de kortstewachtlijst op het moment van de toedeling. De psycholoog van de Forensische Observatie en Begeleidingsafdeling (FOBA) te Amsterdam heeft d.d. 31 juli 2000 aangegeven dat behandeling van klager ten spoedigste is geïndiceerd en datklager zich uitermate moeilijk in detentie handhaaft. Daarom heeft deze psycholoog geadviseerd klager zo snel mogelijk in een tbs-inrichting te plaatsen.
Klager heeft bij het horen over de voorgenomen plaatsing en in het beroepschrift aangegeven dat zijn voorkeur uitgaat naar plaatsing in Amsterdam, in verband met bezoekmogelijkheden. De Minister kan echter met regionale voorkeurengeen rekening houden. Voorop staat dat de tbs-gestelden zo snel mogelijk moeten worden geplaatst.
Ter zitting is hieraan het volgende toegevoegd.
Toestemmen in een verzoek van een tbs-gestelde om langer in een p.i. op een plaats in een bepaalde kliniek te mogen wachten is niet verenigbaar met het beleid zo spoedig mogelijk tot plaatsing over te gaan. Dit stuit voorts af ophet bezwaar dat de doorstroming in de inrichtingen verschillend en niet inzichtelijk is. In veel gevallen willen tbs-gestelden graag in de nabijheid van familie verblijven. Veel tbs-gestelden zijn voorts afkomstig uit het westen deslands, terwijl de meeste klinieken in het noorden en oosten liggen. Rekening houden met de herkomst van de tbs-gestelden zou leiden tot verlenging van de wachtlijsten.
De hoofden van de tbs-inrichtingen kunnen, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, onderling tot ruiling van verpleegden overgaan.

5. De beoordeling
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de BVT dient de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende maatregel in een tbs-inrichting zoveel mogelijk dienstbaar te worden gemaakt aan de behandeling van de veroordeelde en devoorbereiding op diens terugkeer in de maatschappij.

Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de BVT in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Minister geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere tbs-gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te wetenvrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en/of vluchtgevaarlijke tbs-gestelden.
Dit uitgangspunt heeft de Minister er toe gebracht een systematiek van toedeling van de tbs-gestelden aan tbs-inrichtingen te ontwikkelen, waarbij het geslacht van de betrokkene in aanmerking wordt genomen en voorts diens dossieralsmede de lijst EVG worden onderzocht op de criteria intellectuele begaafdheid, aard van de stoornis en aanwezigheid van een extreem vlucht- en/of beheersrisico.
Tbs-gestelden die niet behoren tot de voornoemde speciale categorieën kunnen naar het oordeel van de Minister worden geplaatst in alle tbs-inrichtingen in den lande, behoudens in de inrichtingen die uitsluitend zijn bestemd vooropname van de genoemde speciale categorieën. Ten aanzien van deze tbs-gestelden acht de Minister de lengte van de wachtlijsten van de desbetreffende tbs-inrichtingen bepalend voor de toedeling van de betrokkene aan een inrichting.

De Minister heeft klager met toepassing van het voormelde systeem van toedeling geselecteerd voor Veldzicht.

Klager is conform het bepaalde in artikel 53, tweede lid onder a, BVT gehoord over het voornemen van de Minister klager te plaatsen in Veldzicht.
Klager heeft daarbij zijn bezwaar betreffende zijn moeilijke bereikbaarheid voor bepaalde bezoekers en zijn voorkeur voor plaatsing in de regio Amsterdam geuit.

De beroepscommissie acht de mogelijkheden van de tbs-gestelde van contact met de buitenwereld, waaronder familiebezoek, en het onderhouden, dan wel het opbouwen van zijn netwerk, ook met het oog op de resocialisatie, van wezenlijkbelang. De eisen die de behandeling op grond van artikel 11, tweede lid, BVT aan de plaatsing stelt, brengen mee dat daarbij aan bedoeld contact aandacht wordt besteed.
De Minister dient derhalve, gelet op het bepaalde in artikel 11, tweede lid onder b, en gelet op de strekking van de in artikel 53, tweede lid, en artikel 54, tweede lid, BVT neergelegde hoor- en informatieplicht, klagers bezwaarmee te wegen bij de beslissing klager in een bepaalde tbs-inrichting te plaatsen.
De Minister is daarop echter in de plaatsingsbeslissing niet ingegaan. In de schriftelijke inlichtingen en opmerkingen naar aanleiding van het beroepschrift, waarin klager zijn bezwaar herhaalt, geeft de Minister aan dat metregionale voorkeuren geen rekening kan worden gehouden. Ter zitting is hierop een toelichting gegeven, welke onvoldoende op klagers individuele geval is toegesneden.
De beroepscommissie acht de motivering van de bestreden beslissing, gelet op het vorenstaande, ontoereikend, nu daaruit niet blijkt dat klagers bezwaar is meegewogen.

De vooromschreven handelwijze van de Minister kan aanleiding vormen voor vernietiging van de bestreden beslissing op formele grond.
De beroepscommissie zal in het onderhavige geval evenwel niet tot vernietiging op deze grond besluiten, maar overgaan tot de materiële beoordeling van het beroep, uit overwegingen van proceseconomische aard.

In het onderhavige geval is de beroepscommissie uit de stukken niet gebleken van een zodanig sterke wenselijkheid van plaatsing van klager in een bepaalde regio ten behoeve van het bezoek van zijn familie, uit oogpunt van het belangvan zijn behandeling en resocialisatie, dat dit dient te prevaleren boven het belang van een (voorgenomen) plaatsing op korte termijn in de tbs-inrichting waarvoor klager thans is geselecteerd, te weten Veldzicht. De bestredenbeslissing kan daarom inhoudelijk niet als in strijd met de BVT en evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Op grond van het bovenstaande komt de beroepscommissie tot de volgende beslissing.
6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, prof. dr. L.A.J.M. van Eck en mr. Y.A.J.M. van Kuijck, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 2 mei 2001.

secretaris voorzitter

Nummer: 00/2467/TB

Betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie, bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, van 15 februari 2001, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Achterhoek, locatieOoyerhoek, te Zutphen.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker
leden: prof. dr. L.A.J.M. van Eck en mr. Y.A.J.M. van Kuijck.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. C.F. Swart-Babbé.

Gehoord zijn de vertegenwoordigsters van de Minister, mevrouw mr. [...] en mevrouw mr. [...]. Klager en zijn raadsvrouw mr. M.L. Tuijnenburg Muijs hebben geen gebruik willen maken van de gelegenheid om door de beroepscommissie teworden gehoord.

De vertegenwoordigsters van de Minister hebben de toedelingssystematiek bij selectie van tbs-gestelden aan de hand van een schema uiteengezet.
Aan de schriftelijke inlichtingen en opmerkingen is voorts - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd:
In het plaatsingsbesluit is aanvankelijk - abusievelijk - aangegeven dat klagers IQ minder dan 80 bedraagt. Hem is inmiddels een nieuw, op dit punt verbeterd, besluit gezonden, waarin is aangegeven dat zijn IQ meer dan 80 bedraagt.
Klager heeft bij het horen over de voorgenomen plaatsing en in het beroepschrift aangegeven dat zijn voorkeur uitgaat naar plaatsing in Amsterdam, in verband met bezoekmogelijkheden. De Minister kan echter met regionale voorkeurengeen rekening houden. Voorop staat dat de tbs-gestelden zo snel mogelijk moeten worden geplaatst.
Toestemmen in een verzoek van een tbs-gestelde om langer in een penitentiaire inrichting op een plaats in een bepaalde kliniek te mogen wachten is niet verenigbaar met het beleid zo spoedig mogelijk tot plaatsing over te gaan. Ditstuit voorts af op het bezwaar dat de doorstroming in de inrichtingen verschillend en niet inzichtelijk is. In veel gevallen willen tbs-gestelden graag in de nabijheid van familie verblijven. Veel tbs-gestelden zijn voorts afkomstiguit het westen des lands, terwijl de meeste klinieken in het noorden en oosten liggen. Rekening houden met de herkomst van de tbs-gestelden zou leiden tot verlenging van de wachtlijsten.
De hoofden van de tbs-inrichtingen kunnen, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, onderling tot ruiling van verpleegden overgaan.

secretaris voorzitter

Naar boven