Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3160/GB, 27 mei 2019, beroep
Uitspraakdatum:27-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/3160/GB

Betreft:            [klager]                                                           datum: 27 mei 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 15 maart 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister),  alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.   Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft beslist tot plaatsing van klager in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg.

2.         De feiten

Klager is sinds 22 mei 2018 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie De Schie te Rotterdam. Op 18 maart 2019 is hij geplaatst in de z.b.b.i. van de p.i. Middelburg.

3.         De standpunten

3.1.      Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.

Klager is op 26 februari 2019 geselecteerd voor plaatsing in de z.b.b.i. van de p.i. Dordrecht. Klager heeft een werkgever gevonden in de regio Dordrecht, waar hij tijdens zijn resocialisatie stage kan lopen dan wel werken. Daarnaast wonen klagers kinderen en vrouw in Dordrecht. Nu klager in de z.b.b.i. van de p.i. Middelburg geplaatst is, heeft hij ruim een uur reistijd van Middelburg naar Dordrecht en wordt hem bemoeilijkt te kunnen resocialiseren binnen zijn gezin en omgang te kunnen hebben met zijn kinderen.

3.2.      De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

De bestreden beslissing is genomen op grond van het selectieadvies van de locatie De Schie van 13 februari 2019, het reclasseringsadvies van 22 januari 2019 en klagers motivatiebrief van 24 november 2018. Klager is in eerste instantie geselecteerd voor plaatsing in de z.b.b.i. van de p.i. Dordrecht voor een gestapeld traject (plaatsing in een z.b.b.i., gevolgd door deelname aan een penitentiair programma (p.p.)). De z.b.b.i. van de p.i. Dordrecht heeft een lange wachtlijst. Omdat klager direct geplaatst kon worden in een z.b.b.i., en sprake is van druk op de celcapaciteit in gevangenissen in de regio Rotterdam, is daarom uitgeweken naar een z.b.b.i. in een aanpalend arrondissement. Om die reden is klager geselecteerd voor plaatsing in de z.b.b.i. van de p.i. Middelburg. Deze plaatsing heeft voor klager het voordeel dat hij ook eerder in aanmerking kan komen voor een deelname aan een p.p., die hij kan doorbrengen op het goedgekeurde verlofadres. Wanneer klager in de tussentijd vanuit de z.b.b.i. van de p.i. Middelburg overgeplaatst zal worden naar een andere z.b.b.i. riskeert bij dat zijn detentiefasering vertraging op zal kunnen lopen, omdat deze nieuwe inrichting klagers gedrag en het verloop van zijn detentiefasering opnieuw zal moeten beoordelen. Klagers plaatsing is conform artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling). Overigens staat het klager vrij om een verzoek in te dienen voor overplaatsing naar de z.b.b.i. van de p.i. Dordrecht.

4.         De beoordeling

De beroepscommissie begrijpt de wens van klager dichterbij zijn familie gedetineerd te zijn. Uit de stukken van de Minister komt naar voren dat er een lange wachtlijst is voor de p.i. Dordrecht. Daarbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat klagers einddatum is vastgesteld op 5 juli 2019 en dus sprake is van een relatief kort strafrestant. Zodoende is een plaatsing van klager op de wachtlijst van de p.i. Dordrecht niet zinvol. Daarnaast is de reisafstand tussen Middelburg en Dordrecht niet onredelijk te noemen. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de Minister kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep is daarom ongegrond.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 27 mei 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven