Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3030/GB, 20 mei 2019, beroep
Uitspraakdatum:20-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/3030/GB

Betreft:            [klager]                                    datum: 20 mei 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Hoekzema, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 27 februari 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 17 oktober 2016 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de p.i. Alphen te Alphen aan den Rijn.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Het is juist dat klager eerder vanwege zijn kinderen heeft verzocht om overplaatsing naar de p.i. Alphen, echter was hij toen gedetineerd in de p.i. Vught en ontving hij daar geen bezoek van zijn ex-partner en zijn dochter. Toen hij in de p.i. Nieuwegein verbleef (hij is niet op eigen verzoek weggeplaatst uit Nieuwegein), ontving hij van hen wel bezoek. Hij had de hoop dit bezoek wel te ontvangen wanneer hij in de p.i. Alphen gedetineerd zou zijn. Dit is helaas niet gebeurd. Klager komt op korte termijn mogelijk in aanmerking voor een re-integratietraject en wil daarom de rol als aanwezige vader weer oppakken. Er is daarom wel degelijk sprake van een uitzonderingsgrond op het door de Minister gevoerde beleid. Het contact tussen ouder en kind is zeer belangrijk en dient zwaar te wegen bij de belangenafweging. Dat hij niet verstoken is van bezoek van zijn huidige partner, staat los van het voorgaande.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager wenst overgeplaatst te worden naar de p.i. Nieuwegein, omdat zijn familie woonachtig is in Utrecht en omdat zijn ex-partner en dochter niet op bezoek kunnen komen in de p.i. Alphen. Bij een overplaatsing naar de p.i. Nieuwegein vermindert de reistijd slechts met een paar minuten. Bovendien zijn eventuele bezoekproblemen inherent aan het ondergaan van detentie. Niet is onderbouwd klagers bezoek niet in reizen tot staat zou zijn en daarnaast blijkt dat klagers huidige vriendin hem wel regelmatig bezoekt. Tevens verblijft klager slechts zeven maanden in de p.i. Alphen en is het beleid dat er duidelijke gronden moeten zijn om een overplaatsingsverzoek binnen een jaar te honoreren. Van bijzondere omstandigheden is in dit geval geen sprake.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager heeft verzocht om overplaatsing naar de p.i. Nieuwegein, omdat zijn familie woonachtig is in de regio Utrecht en het voor hen lastig is om regelmatig af te reizen naar de p.i. Alphen. Daarbij wil in het kader van zijn op korte termijn op te starten re-integratietraject in de regio verblijven waar zijn netwerk zich bevindt.

4.2.      Ingevolge artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) worden gedetineerden die tot een gevangenisstraf zijn veroordeeld, in een gevangenis in het arrondissement van vestiging geplaatst. Indien in het arrondissement van vestiging geen gevangenis is aangewezen of geen plaats in een gevangenis in het desbetreffende arrondissement beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een gevangenis in een aanpalend arrondissement geplaatst.

4.3.      De beroepscommissie is van oordeel dat klagers verzoek tot overplaatsing in redelijkheid kon worden afgewezen. Hiertoe neemt zij in aanmerking dat klager geplaatst is in een gevangenis gelegen aanpalend aan het arrondissement van vestiging. Daarbij is klager eerder vanuit de p.i. Vught overgeplaatst naar de p.i. Alphen, omdat zijn ex-partner niet met hun kind naar de p.i. Vught wilde komen. Verder blijkt uit het dossier dat klager niet verstoken is van bezoek. De afstand tussen (de omgeving) Utrecht en Alphen aan den Rijn is niet zodanig onoverkomelijk dat dit tot een ander oordeel zou moeten leiden. De bestreden beslissing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 20 mei 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven