Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2837/GB, 24 mei 2019, beroep
Uitspraakdatum:24-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/2837/GB

Betreft:            [klager]                                                                                  datum: 24 mei 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Y.W.G. Verschuren, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 4 februari 2019 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, (de beroepscommissie begrijpt de Minister, zie de wijziging van de Pbw met ingang van 1 januari 2019, stb-2018-498).  alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.   Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie De Schie te Rotterdam afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 3 augustus 2018 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen te Alphen aan den Rijn.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klagers zus en moeder zijn niet in staat klager te bezoeken in de p.i. Alphen. Klagers moeder is afhankelijk van klagers zus of het OV, nu zij zelf geen rijbewijs heeft. Klagers zus heeft echter les op de universiteit tijdens de bezoekuren. De locatie De Schie is makkelijker te bereiken met het OV dan de p.i. Alphen. In de periode van 6 augustus 2018 tot en met 12 december 2018 heeft klagers zus hem maar twee keer kunnen bezoeken, waarvan slechts één keer samen met zijn moeder. Hoewel klager niet verstoken is van bezoek, hecht hij er grote waarde aan om zijn moeder en zus te kunnen ontvangen. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft geen bezwaar tegen de overplaatsing van klager. Ook vanuit de p.i. Alphen is positief geadviseerd over het verzoek tot overplaatsing. Bovendien is de locatie De Schie gevestigd in een aanpalend arrondissement van vervolging en is de afstand naar de rechtbank Den Haag vanaf de p.i. Alphen zelfs langer dan vanaf de locatie De Schie. Klagers persoonlijk belang dient zwaarder te wegen dan het maatschappelijk belang.

3.2.      De Minister heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.

Klager verblijft in preventieve hechtenis. In dat kader is het OM een advies gevraagd met betrekking tot eventuele medeverdachten. Het OM heeft positief geadviseerd, omdat er geen bezwaar is tegen klagers overplaatsing. Ditzelfde geldt voor het advies van de p.i. Alphen. Het OM en de inrichting houden hierbij geen rekening met de plaatsing op grond van wet- en regelgeving. Klager is juist geplaatst in de p.i. Alphen, gelet op het bepaalde in artikel 24 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden. Eventuele bezoekproblemen zijn inherent aan detentie en vormen in beginsel geen selectiecriterium. Hoewel er begrip is dat de plaatsing in de p.i. Alphen extra reistijd met zich meebrengt, blijkt uit het beroepschrift onvoldoende dat het bezoek niet in staat zou zijn om te reizen. Verzoeker ontvangt regelmatig bezoek. De reistijd wordt met een overplaatsing naar de Locatie De Schie niet significant minder. Klager kan, wanneer hij wordt veroordeeld, een verzoek indienen voor plaatsing in de inrichting van zijn voorkeur.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte in afwachting van plaatsing in een gevangenis, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2.      De beroepscommissie begrijpt de wens van klager dichter bij zijn familie gedetineerd te zijn. Uit de overgelegde bezoekerslijsten blijkt dat hij geregeld bezoek van zijn familie en anderen ontvangt. Niet gebleken is dat klagers moeder niet in staat zou zijn om te kunnen reizen met het OV. Daarnaast is de reisafstand tussen Den Haag en Alphen aan den Rijn niet onredelijk te noemen. De Minister heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet gebleken is van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op het plaatsingsbeleid kunnen rechtvaardigen. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep is daarom ongegrond.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 24 mei 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven