Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2676/GM, 20 mei 2019, beroep
Uitspraakdatum:20-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/2676/GM

betreft: [klager]                                                                       datum: 20 mei 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.M.A. Kok-Verheijde, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,  alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 8 januari 2019 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.  Ter zitting van de beroepscommissie van 16 april 2019, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.M.A. Kok-Verheijde. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Vught heeft schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 9 november 2018, betreft:

a. de omstandigheid dat klager niet meer is opgeroepen voor een dieetprogramma bij de diëtiste;

b. de omstandigheid dat het twee tot drie weken duurt voordat klager wordt opgeroepen

naar aanleiding van verzoekbriefjes;

c. de omstandigheid dat klager geen nacontrole heeft gehad bij de neuroloog en

d. de omstandigheid dat klagers extra matras van cel is gehaald waardoor hij weer rugklachten heeft gekregen.

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Door en namens klager is de klacht als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.

a. Klager is op 10 juli 2017 verwezen naar de diëtist. Hij had voor het laatst een afspraak in mei 2018. Sindsdien heeft hij de diëtist niet meer gezien, terwijl hij hier wel meerdere keren om heeft verzocht en de diëtist had toegezegd terug te komen. Het is van belang dat wordt gekeken wat het effect is van het dieet. Ook wordt klager niet regelmatig gewogen. Dit gebeurt alleen als hij toevallig bij de medische dienst komt en hij er om vraagt. b. Het kan zo zijn dat klager, zoals door de medisch adviseur wordt gesteld, in november 2018 verschillende keren is gezien door de medische dienst, maar dit laat onverlet dat het steeds twee tot drie weken duurt voordat klager wordt opgeroepen naar aanleiding van een verzoekbriefje.

c. Klager is op 11 juli 2018 geopereerd aan een hernia en pas op 30 januari 2019 gezien voor controle in het ziekenhuis. De chirurg vroeg aan klager waarom hij pas zo laat voor controle kwam. Gelukkig bleek bij de controle alles goed te zijn. Klager kan zelf geen afspraak in het ziekenhuis maken. De medische dienst had de afspraak veel eerder moeten maken.

d. Voor de operatie aan zijn hernia had klager twee matrassen. Hij had dit al anderhalf jaar. Na de operatie is tijdens een celinspectie het tweede matras verwijderd. De medische dienst stelt dat er nooit een medische indicatie is geweest voor een extra matras, maar dit klopt niet. Klager had de extra matras op medische indicatie. Hoe kwam hij anders aan een extra matras op cel? Klager heeft verzocht om (wederom) een medische indicatie voor een extra matras, maar krijgt die niet. De chirurg in het ziekenhuis gaf nog aan dat het beter zou zijn als klager een dubbele matras zou hebben. De inrichtingsarts heeft in beroep aangegeven niets toe te voegen te hebben aan de conclusie en bevindingen van de medisch adviseur.

3.         De beoordeling

a.

De beroepscommissie stelt vast dat klager op 7 augustus 2017 is verwezen naar de diëtist voor dieetinventarisatie en advisering in verband met hypercholesterolemie bij overgewicht. Op 17 augustus 2017 had klager een afspraak met de diëtist. Het dieetadvies is overgenomen door de keuken. Niet gebleken is dat een noodzaak tot regelmatig contact met de diëtist bestond dan wel van verzoeken van klager om een afspraak met de diëtist. Evenmin is gebleken dat door de diëtist zou zijn aangegeven dat klager terug zou moeten komen voor een afspraak. Gelet op het voorgaande is niet gebleken dat het handelen van de medische dienst in strijd is met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

b.

De beroepscommissie stelt vast dat klager zeer regelmatig is gezien door de medische dienst. Mogelijkerwijs heeft het soms wat langer geduurd voordat klager werd opgeroepen naar aanleiding van een verzoekbriefje, maar niet gebleken is dat de medische dienst heeft gehandeld in strijd is met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

c.

De beroepscommissie stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat klager op 11 juli 2018 is geopereerd aan een hernia. Op 2 november 2018 heeft de medische dienst een afspraak voor controle in het ziekenhuis ingepland. Op 30 januari 2019 vond de afspraak plaats. De beroepscommissie stelt vast dat het langer heeft geduurd dan wenselijk is voordat door de medische dienst een afspraak in het ziekenhuis werd ingepland en klager vervolgens ook daadwerkelijk is gezien voor controle. Nu genoemde afspraak naar het oordeel van de beroepscommissie eerder ingepland had dienen te worden, zal de beroepscommissie het beroep ten aanzien van c. gegrond verklaren. Omdat niet gebleken is dat het langere tijdsverloop consequenties heeft gehad, ziet de beroepscommissie aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming ter hoogte van € 20,= voor het door klager ondervonden ongemak.

d.

Uit het medisch dossier volgt dat geen sprake was van een medische indicatie voor een extra matras op cel. Derhalve kan de beslissing tot verwijdering van het matras van klagers cel ook niet worden aangemerkt als medisch handelen als bedoeld in artikel 28 Pm. Klager zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep onder d.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep onder a. en b. ongegrond. Zij verklaart het beroep onder c. gegrond en kent klager een tegemoetkoming toe van € 20,=. De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep onder d.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. J.H.AM.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 20 mei 2019                                               

 

                        secretaris                                                                    voorzitter

 

Naar boven