Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2572/TA, 29 mei 2019, beroep
Uitspraakdatum:29-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:           R-19/2572/TA

betreft: […]                               datum: 29 mei 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. van Riel, namens …], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 12 november 2018 van de beklagcommissie bij FPC De Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,  alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.  Ter zitting van de beroepscommissie van 3 april 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. T. van Riel, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting […], jurist. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.  Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie Het beklag betreft de beslissing van 5 september 2018 tot terugplaatsing van klager vanuit FPA Heiloo naar de inrichting, hetgeen moet worden begrepen als de intrekking van klagers proefverlof (OV 2018-157).. De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager meent dat het beroep gegrond moet worden verklaard. De beslissing van het hoofd van de inrichting is niet of onvoldoende gemotiveerd. In de bestreden beslissing is slechts een feitelijke omschrijving van de aanleiding weergegeven. De reden voor de intrekking van het verlof wordt niet gegeven. Er wordt gerefereerd aan vermeende verregaande bedreigingen aan het adres van klagers ex-partner, haar familie en (tot op zekere hoogte) ook klagers zoon. Klager ontkent. Enig bewijs of onderbouwing van de beschuldigingen ontbreekt. De feiten zijn niet van dien aard dat de intrekking van het verlof met het oog op de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van klager, de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen noodzakelijk is. De redenering van de beklagcommissie als ‘waar rook is, is vuur’ is volstrekt ondeugdelijk, irrelevant en onbehoorlijk. Het ging goed met klager. Hij zat tegen de voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel aan. Klager en de moeder van klagers zoon hebben woorden gehad. Er zijn hierbij echter geen bedreigingen geuit. Klager heeft zijn zoon niet bedreigd. De inrichting is ondanks het verzoek van klager niet met een onderbouwing gekomen van de beschuldigingen. Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het personeel heeft meermalen gezien en gehoord dat klager geagiteerd aan het telefoneren was. De inhoud van de telefoongesprekken was grof en grensoverschrijdend. Klager benadrukte tijdens deze gesprekken zeer dicht bij te zijn en langs te kunnen komen. Het gedrag van klager is nadrukkelijk een onderdeel geweest van de afspraken die met klager zijn gemaakt. Klager heeft deze afspraken geschonden.

3.         De beoordeling

Klager verbleef vanaf 8 mei 2018 in FPA Heiloo in het kader van proefverlof. De terugplaatsing van klager naar de inrichting heeft rechtens hetzelfde gevolg als een intrekking van het proefverlof als bedoeld in artikel 51, derde lid jo. artikel 50, derde lid van de Bvt. Op grond van artikel 50, derde lid, van de Bvt kan het hoofd van de inrichting het verlof intrekken, indien dit noodzakelijk is met het oog op de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen of indien de ter beschikking gestelde een bepaalde voorwaarde niet nakomt. Uit de schriftelijke mededeling van de intrekking van het proefverlof alsmede de overige stukken komt naar voren dat klager over enige periode per telefoon bedreigingen heeft geuit aan het adres van zijn ex-partner, haar familie en (tot op zekere hoogte) ook naar de eigen zoon. Nader onderzoek wijst volgens het hoofd van de inrichting uit dat deze bedreigingen verregaand zijn geweest en niet vanuit een opwelling zijn gedaan. De beroepscommissie begrijpt verder uit het verweerschrift van 10 oktober 2018 van het hoofd van de inrichting voor de beklagcommissie, dat de inrichting hiervoor opnames van de bedreigingen heeft beluisterd. Ter zitting van de beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting verder toegelicht dat het personeel meermalen heeft gezien en gehoord dat klager op geagiteerde toon heeft getelefoneerd. Hoewel klager ontkent de gestelde bedreigingen te hebben geuit, heeft het hoofd van de inrichting naar het oordeel van de beroepscommissie op grond van het vorenstaande kunnen besluiten tot de intrekking van het proefverlof van klager. Hetgeen klager in beroep heeft aangevoerd kan niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en mr. drs. L.C. Mulder MCM, leden,  in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 29 mei 2019

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven