Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1997/GA, 18 november 2003, beroep
Uitspraakdatum:18-11-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1997/GA
betreft: [klager] datum: 18 november 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 21 augustus 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 18 juli 2003 van de beklagcommissie bij de locatie De Berg van de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem, welke op 12 augustus 2003 aan klager en de directeur is verzonden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 november 2003, gehouden in de locatie Zwolle, zijn gehoord klager en namens de directeur van de locatie De Berg de heer [...], unit-directeur bij de locatie Arnhem-Zuid van voormelde p.i.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – het niet aanbieden van een (niet financiële) tegemoetkoming als de arbeid, door het ontbreken van werk, komt te vervallen.

De beklagcommissie heeft het beklag in zoverre ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat, indien de arbeid niet kan doorgaan, daar enige tegemoetkoming van de zijde van de directeur tegenover dient te staan. Op momenten dat de inrichting geen werk kan aanbieden, wordt aan de gedetineerden demogelijkheid geboden om in de arbeidszaal te kaarten. Dat gebeurt echter niet altijd. Het komt ook vaker voor dat de gedetineerden ingesloten blijven als er geen arbeidsaanbod is. Andere gedetineerden mogen wel buiten hun cel komenals er geen arbeidsaanbod is op hun werkzaal. Klager zou graag tevoren op de hoogte worden gebracht van het feit dat er geen werk voorhanden is. Klager zou graag zien dat de directeur klager tegemoet komt door het aanbieden vanextra activiteiten. Klager denkt daarbij aan de mogelijkheid om bijvoorbeeld zijn cel te mogen reinigen. Daarbij zou dan de celdeur open moeten kunnen staan. Dat laatste gebeurt nu niet. Aan klager wordt inderdaad steeds de keuzegeboden. Hij mag ofwel naar de werkzaal gaan en daar andere activiteiten doen ofwel hij wordt ingesloten. Klager wil graag op de afdeling kunnen verblijven.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de locatie De Berg bestaan zo nu en dan problemen bij de arbeidsvoorziening. Er is niet altijd voldoende arbeid voorhanden. De directeur probeert zoveel mogelijk alternatieven aan te bieden als de arbeid geen doorgang kan vinden.Die alternatieven liggen voornamelijk in de recreatieve sfeer. De gedetineerden kunnen toch naar de werkzaal en daar bestaat de mogelijkheid om te kaarten of andere (bord)spellen te spelen. Indien een gedetineerde dat niet wil kanhij er voor kiezen in zijn cel te blijven. In de werkzaal is ten allen tijde een werkmeester of een penitentiair inrichtingswerker aanwezig. Het is voor de directeur op dit moment niet mogelijk om andere alternatieven aan debetreffende gedetineerden aan te bieden.

3. De beoordeling
Klager heeft ter zitting aangegeven dat hij, in het geval dat de arbeid geen doorgang kan vinden, naar de werkzaal mag en daar mag deelnemen aan andere activiteiten. Klager heeft daarom de keuze om in zijn verblijfsruimte ingeslotente blijven dan wel om deel te nemen aan (recreatieve) activiteiten op de werkzaal. In beginsel is het aan de directeur van de locatie om te bepalen, op welke wijze een tegemoetkoming wordt aangeboden als een programma-activiteit (indit geval arbeid) komt te vervallen. De door de directeur gemaakte keuze, zoals hiervoor omschreven, is niet in strijd met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift, noch moet die keuze – bij afweging van alle in aanmerkingkomende belangen – onredelijk of onbillijk worden geacht. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt – voor zover in beroep aan de orde – de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. E. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 november 2003

secretaris voorzitter

Naar boven