Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3043/GV, 16 april 2019, beroep
Uitspraakdatum:16-04-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/3043/GV

betreft: [klager]            datum: 16 april 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 1 februari 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

De afwijzing van klagers verzoek om algemeen verlof is onbegrijpelijk. Het belang van klagers resocialisatie dient te prevaleren, zodat hij zich ook buiten de inrichting kan bewijzen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht.

Bij beslissing van 16 oktober 2017 is klager vanuit de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel naar de p.i. Nieuwegein overgeplaatst, in verband met negen aan hem opgelegde disciplinaire straffen. Deze straffen houden verband met positieve urinecontroles, het onttrekken aan toezicht en verbale en fysieke agressie jegens het personeel. In de p.i. Nieuwegein gebruikt klager softdrugs en houdt hij zich niet aan afspraken omtrent het dagprogramma. In verband met dit negatieve gedrag zijn aan klager meerdere disciplinaire straffen opgelegd. Er bestaat dan ook onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van het verlof. Hoewel de politie het door klager opgegeven verlofadres in orde heeft bevonden en het Openbaar Ministerie (OM) elektronisch toezicht bij het verlenen van vrijheden onder bijzondere voorwaarden heeft geadviseerd, is het negatieve advies van de vrijhedencommissie doorslaggevend geweest bij de afwijzing van onderhavige verlofaanvraag. Het algemeen belang van de orde, rust en veiligheid in de samenleving weegt hierbij zwaarder dan klagers resocialisatiebelang.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat sprake is van negatief gedrag en negatieve uitslagen bij urinecontroles op het gebruik van softdrugs. Er bestaat daarom onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van het verlof.

Het OM heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, onder de voorwaarden van een locatieverbod, een locatiegebod en elektronische controle.

De reclassering heeft het recidiverisico en het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden inschat als hoog. Ook is sprake van een risico op letselschade.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3.         De beoordeling

Ten tijde van de indiening van onderhavig beroepschrift onderging klager een gevangenisstraf van twee jaren en acht maanden met aftrek, wegens (gekwalificeerde) diefstal. Aansluitend diende hij een gevangenisstraf van dertig dagen te ondergaan in verband met de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf, evenals een (subsidiaire) hechtenis van 34 dagen op grond van de Wet Terwee. Klager is nu gedetineerd vanwege uitstel/afstel van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van in totaal 351 dagen. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van achttien dagen te ondergaan, wegens de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De einddatum van klagers detentie is bepaald op 18 december 2019.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Blijkens het reclasseringsadvies van 20 juli 2017 wordt het recidiverisico en het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden ingeschat als hoog en bestaat er een risico op letselschade voor willekeurige personen. Daarbij is opgemerkt dat de geconstateerde gedrags- en persoonlijkheidsproblematiek nog onverminderd actueel is. Het ontbreekt klager aan voldoende probleembesef en copingvaardigheden, waarbij hij vanuit zijn zwakbegaafd cognitief functioneren onvoldoende in staat wordt geacht de risico’s van zijn handelen te kunnen inschatten. De vrijhedencommissie van de p.i. Nieuwegein heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, in verband met het negatieve gedrag dat klager in de inrichting vertoont. Zo wordt na zijn binnenkomst op 17 oktober 2017 in de p.i. Nieuwegein melding gemaakt van meerdere positieve uitslagen bij urinecontroles op het gebruik van cannabis. Ook is klagers gedrag tijdens de arbeid niet naar behoren en wordt hij in verband gebracht met twee geweldsincidenten. Onder meer naar aanleiding van voormeld negatief gedrag zijn aan klager verschillende disciplinaire straffen en een ordemaatregel opgelegd. Voorafgaand aan de bestreden beslissing d.d. 1 februari 2018 is klager voor de laatste maal op 19 januari 2018 disciplinair gestraft, vanwege het ongeoorloofd houden van een televisie in zijn verblijfsruimte gedurende een eerder aan hem opgelegde disciplinaire straf. Mede vanwege deze straf is klager nog niet met een Cognitieve vaardigheden-training gestart.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van het OM, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Daarom kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b, c, d, en e van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 16 april 2019.

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven