Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2568/GV, 9 april 2019, beroep
Uitspraakdatum:09-04-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/2568/GV

betreft: [klager]            datum: 9 april 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van  […], verder te noemen klager,g gericht tegen een op 10 augustus 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw mr. T. Gümüs, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

Klager ontkent bij een urinecontrole te hebben gefraudeerd. Aan het verzoek om algemeen verlof is daarom ten onrechte ten grondslag gelegd dat sprake is van ernstig vermoeden dat het verlof zal leiden tot druggebruik en gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken. Deze weigeringsgronden zijn niet, althans onvoldoende, onderbouwd. Hierbij is van belang dat klager bovengemiddeld water drinkt. Verder heeft het lang geduurd alvorens onderhavig beroep in behandeling werd genomen. Inmiddels is aan klager verlof toegekend. Klager verzoekt om een tegemoetkoming.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Aangezien bij klager afgenomen urinecontroles driemaal sprake was van een te laag kreatininegehalte, is op 13 juli 2018 een disciplinaire straf opgelegd. Een te laag kreatininegehalte duidt op fraude. Uit de inlichtingen van de commissie van toezicht van de locatie De Schie te Rotterdam is gebleken dat klager tegen voornoemde disciplinaire straf beklag heeft ingediend. Nu de beklagcommissie thans nog geen beslissing heeft genomen, wordt ervan uitgegaan dat de disciplinaire straf terecht is opgelegd. In het schriftelijk verslag dat aan de aan klager opgelegde disciplinaire straf ten grondslag ligt, is vermeld dat klager een zeer grote hoeveelheid vocht tot zich heeft genomen. Hiermee heeft klager zich niet aan de gemaakte afspraken gehouden. Op basis van de ‘Sanctiekaart 2016 landelijk’ wordt, indien voor de tweede maal sprake is van een te laag kreatininegehalte, een sanctie opgelegd die overeenkomt met de sanctie die bij het aantreffen van harddrugs wordt opgelegd. Dit betekent – onder meer – dat het eerstvolgende verlof wordt ingetrokken. De bestreden beslissing is dan ook op juiste gronden genomen. Op 8 oktober 2018 is (alsnog) positief beslist op klagers verzoek om algemeen verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

Het multidisciplinair overleg heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

De vrijhedencommissie van de locatie De Schie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlenen van algemeen verlof voor de duur van dertig uren. Bij klager is driemaal sprake van een te laag kreatininegehalte. Daarom wordt op grond van de ‘Sanctiekaart 2016 landelijk’ het eerstvolgende verlof ingetrokken. Op 30 augustus 2018 was evenwel sprake van een negatieve uitslag bij een urinecontrole.

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Het verlenen van algemeen verlof is op dit moment te vroeg en het komt onverantwoord over. Het slachtoffer kan een dergelijke beslissing ervaren als volkomen onbegrijpelijk. Het OM wenst recente informatie ten aanzien van klagers detentieverloop en zijn eventuele re-integratieplannen.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden. Vanwege het door klager gepleegde delict zal het eventueel te verlenen verlof plaatsvinden onder toepassing van elektronische controle.

3.         De beoordeling

Door en namens klager wordt verzocht in de gelegenheid te worden gesteld het beroep nader mondeling toe te lichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu zij zich op basis van de stukken voldoende ingelicht acht op het beroep te beslissen.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek, wegens – kort gezegd – een woningoverval en poging tot diefstal. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 31 mei 2019.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Op grond van de ‘Sanctiekaart 2016 landelijk’ wordt ingeval voor de tweede keer sprake is van een te laag kreatininegehalte een sanctie opgelegd die overeenkomt met de sanctie die bij het aantreffen van harddrugs wordt opgelegd. Een positieve uitslag bij een urinecontrole op het gebruik van harddrugs wordt bestraft met (onder meer) intrekking van het eerstvolgende verlof.

Aan klager is op 13 juli 2018 een disciplinaire straf opgelegd van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie. Aan de oplegging van deze straf is ten grondslag gelegd dat bij een op 2 juli 2018 afgenomen urinecontrole sprake is van een te laag kreatininegehalte, hetgeen fraude impliceert. Klager geeft in dit verband aan dat hij veel water heeft gedronken. Eenzelfde uitslag heeft zich voorgedaan bij het op 8 juli 2018 uitgevoerde herhalingsonderzoek. De beroepscommissie is ambtshalve bekend met het feit dat de klacht, gericht tegen de oplegging van de disciplinaire straf van 13 juli 2018, ongegrond is verklaard. Uit de onderliggende stukken volgt dat ook op 4 december 2017 en 26 februari 2018 bij een urinecontrole sprake was van een te laag kreatininegehalte.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de vrijhedencommissie, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Daarom kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder c en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

Indien en voor zover klagers raadsvrouw aanvoert dat de behandeling van onderhavige beroep niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden overweegt de beroepscommissie het volgende. Door en namens klager is tegen de bestreden beslissing een klaagschrift ingediend. Eerst op 28 december 2018 is het als beroepschrift aangemerkte schrijven van klager en zijn raadsvrouw – door tussenkomst van de commissie van toezicht van de locatie De Schie en het bureau selectiefunctionarissen – op het secretariaat van de Raad ontvangen. Nu de beroepscommissie zo spoedig mogelijk uitspraak heeft gedaan, kan het verweer van klagers raadsvrouw niet slagen. Overigens verbindt de wet geen rechtsgevolgen aan de omstandigheid dat niet voortvarend op een beroep wordt beslist.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 9 april 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven