Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2409/TB, 21 mei 2019, beroep
Uitspraakdatum:21-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/2409/TB

betreft: [klager]           datum: 21 mei 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.P. Holthuis, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 4 december 2018 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Ter zitting van de beroepscommissie van 23 april 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. V.S. Nolet, en namens verweerder, […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Als toehoorders waren aanwezig […] en […], beiden werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar FPC De Kijvelanden te Poortugaal of FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht afgewezen.

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden arrest van 22 november 2017 van het gerechtshof Den Haag ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Hij is bij beslissing van 7 februari 2018 geplaatst in FPC Oostvaarderskliniek te Almere. Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld en dit beroep op een later moment ingetrokken. Op 14 november 2018 heeft klager verzocht hem over te plaatsen naar FPC De Kijvelanden of FPC Van der Hoeven Kliniek.

3.         De standpunten

Door klager is het beroep als volgt toegelicht. 

Er is sprake van een behandelimpasse. Hij wordt de laatste tijd continu begeleid in de inrichting omdat gezegd wordt dat de spanningen hoog oplopen, terwijl klager meerdere negatieve urinecontroles heeft gehad. Iedere keer verzinnen ze iets nieuws om hem te straffen. Het personeel probeert hem continu te dwarsbomen en uit de tent te lokken opdat zijn tbs met twee jaar zal worden verlengd. Klager wordt geen behandeling geboden. Hij zit al vele jaren onschuldig vast. Met mr. Holthuis heeft hij een tweesporen beleid bedacht. Klager zal zowel om herziening vragen in zijn strafzaak maar ook zal  een behandeling volgen voor het geval de herziening negatief zou uitpakken. In zijn strafzaak is bepaald onderzoek geweigerd en zijn ook de camerabeelden nooit onderzocht. Klager heeft gezegd tegen de rechters die niet benieuwd waren naar waarheid: “Mag God jullie straffen.”. Klager heeft tegen meerdere hoofdbehandelaren gezegd dat de mishandeling klopt, maar dat de andere aantijgingen vals zijn. Toch heeft hij meegewerkt aan behandeling. Hij heeft het basisprogramma doorlopen, cognitieve gedragstherapie, PMT en muziektherapie, die stress verminderend kan werken. Hij wil wel delict-therapie maar alleen als die wordt toegespitst op mishandeling. Hij is vreemd gegaan maar wordt door zijn vrouw beschuldigd van verkrachting. Hij heeft geen vertrouwen in een delict analyse. Klager is gezegd dat hij goed bezig is en dat hij als hij het goed doet, binnen afzienbare tijd weg zal zijn uit de inrichting. Inmiddels wordt geprobeerd om roet in het eten te gooien. Eind verleden jaar na de behandelplanbespreking is gezegd dat er geen heil meer in  werd gezien. Klager is op de afdeling intensieve zorg geplaatst. Het PBC heeft rare dingen opgeschreven omdat ze niet wisten wat ze met hem moesten doen. Binnen een maand is hij overgeplaatst naar de afdeling Bronstee. Deze afdeling is iets beter maar er verblijven te veel zwakzinnige mensen. Klager hoort niet in een gevangenis thuis, laat staan in een tbs-inrichting. Als hij met normale mensen op een afdeling zou worden geplaatst, is hij eventueel bereid om de therapie weer op te pakken. Hij heeft aangegeven dat hij dat wil. Inmiddels verblijft klager sinds januari 2019 op een reguliere afdeling waar hij niet wordt behandeld. Hij wil wel enigszins meewerken.Hij heeft geen delict begaan waarbij je zou moeten twijfelen aan zijn verstand. Hij heeft in veertien maanden tweemaal bezoek van zijn ouders ontvangen.

Verder ontvangt hij geen bezoek. Zijn ouders zijn tussen de 60 en 70 jaar oud en mankeren van alles. Zijn moeder heeft altijd pijn, is slecht ter been en loopt achter een rollator. Zijn vader is nierpatiënt en is ook slecht ter been. Hij heeft contact met vrienden en eventueel een vriendin, maar de reisafstand is veel te groot. Het financiële aspect speelt ook mee. Hij is nu in de ‘middle of nowhere’ geplaatst. Als hij niet in FPC De Kijvelanden kan worden geplaatst, is een overplaatsing naar FPC Van der Hoeven Kliniek ook beter dan de huidige plaatsing. Zijn vrienden hoeven dan maar een half uur met de trein te reizen om hem bezoeken.
 Doordat hem onrecht overkomt, kan hij niet volop werken. Hij werkt nu 20 uur maar wilde 25 uur werken. Hij mag nu € 70,= per maand overmaken aan zijn ouders en in de toekomst € 50,=  per maand. Zijn ouders hebben hem financieel gesteund tijdens zijn detentie. Dat bij overplaatsing naar een andere inrichting op dezelfde manier zal worden aangekeken tegen klagers veroordeling voor mishandeling en verkrachting is voor klager niet relevant. Dit is namelijk niet primair de reden voor zijn verzoek. Voorop staat dat de huidige inrichting niet rechtvaardig te werk gaat. Ergens weet justitie wel dat hij onschuldig is. De kernwaarden van justitie: waardigheid, rechtvaardigheid en gerechtigheid worden niet gehanteerd. In een van de behandelplanbesprekingen staat dat in 2019 verlof zal worden opgestart, maar klager ziet dat nog niet echt gebeuren. Klager heeft aangifte gedaan tegen de inrichting omdat er brand is gesticht door een medeverpleegde en de verpleegden toen niet zijn geëvacueerd. De inrichting komt haar zorgplicht niet na. Klager voelt zich niet veilig in de inrichting en wil naar een rechtvaardiger inrichting worden overgeplaatst. De kwaliteit van leven en behandeling kan in een andere inrichting worden verbeterd en klager zal beter in zijn behandeling staan. Dit staat los van het feit dat hij het niet eens is met zijn veroordeling.

Door klagers raadsman is aangevoerd dat het vaker voorkomt dat een tbs-gestelde wordt geplaatst in de buurt waar een slachtoffer woont. Klager praktiseert nog geen verloven, een locatieverbod kan dan zo nodig te zijner tijd worden opgelegd en daarbij komt dat de regio Rotterdam een enorm groot gebied is. Vraag is hoe groot de kans is dat klager en het slachtoffer elkaar tegenkomen. Klagers ouders wonen ook in Rotterdam. Op een gegeven moment zullen er netwerkverloven plaatsvinden. Als FPC De Kijvelanden geen optie is, dan verzoekt klager om overgeplaatst te worden naar FPC Van der Hoeven Kliniek. Dit is een subsidiair verzoek. Klager is het vertrouwen in FPC Oostvaarderskliniek verloren. Vertrouwen is de basis om de behandeling op een juiste manier te volgen. Klager zit in het begin van zijn behandeling en er zal geen vertraging in zijn behandeling ontstaan door overplaatsing. Ook bij een ontkennende veroordeelde dient te worden gezocht naar manieren om samen te werken. Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. 

Kernprobleem blijft dat klager slechts voor een klein deel de delicten erkent waarvoor hij is veroordeeld, terwijl bij de tbs-behandeling hetgeen waarvoor klager is veroordeeld het uitgangspunt is. Bij overplaatsing van klager naar een andere tbs-inrichting zal klagers ontkenning van de feiten waarvoor hij is veroordeeld, weer om de hoek komen kijken. FPC Oostvaarderskliniek ziet aanknopingspunten voor de behandeling van klager en wil de behandeling graag continueren. Klager is een kwetsbare man die nog lang ondersteuning dient te worden geboden. Er is sprake van wantrouwen bij klager en dat uit zich in verwijten naar de inrichting. De inrichting zou corrupt zijn volgens klager. Klager volgt cognitieve gedrags- en  muziektherapie, arbeid sport, diagnostisch onderzoek en onderwijs. Er zijn geen behandelinhoudelijke argumenten voor overplaatsing. Niet valt daarom in te zien waarom de lopende behandeling zou moeten worden afgebroken. Dat is ook niet in het belang van klager. Bij twee mislukte behandelpogingen zal immers aan een andere richting worden gedacht dan een reguliere behandelinrichting. FPC Oostvaarderskliniek ziet niet graag de behandeling mislukken en adviseert klager daarom om zich in te zetten voor zijn behandeling. In verband met het belang van het slachtoffer en de maatschappelijke onrust bij aanvang van eventuele verloven heeft het Openbaar Ministerie (OM) negatief geadviseerd ter zake van een plaatsing van klager in de regio Rotterdam. Momenteel is het nog te vroeg voor verlof. Screening van klagers contacten dient nog plaats te vinden als naar verlof wordt toegewerkt. Tegen die tijd zal ook weer contact met het OM worden opgenomen voor een advies.

4.         De beoordeling

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder op grond van het ten tijde van de bestreden beslissing geldende artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en

b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het Beleidskader plaatsing TBS dwang van 13 juli 2018 is dat de ter beschikking gestelde geplaatst wordt in een instelling binnen de eigen regio, tenzij sprake is van een contra-indicatie zoals vermeld in paragraaf 3.4 onder c. van het Beleidskader te weten indien de woonplaats van het slachtoffer in de betreffende regio is. In klagers geval woont het slachtoffer in de door klager gewenste regio van plaatsing en heeft het OM geadviseerd om klager niet in die regio te plaatsen. Er is derhalve sprake van een contra-indicatie voor plaatsing van klager in de regio Rotterdam. Daarbij komt dat indien een ter beschikking gestelde al in een tbs-inrichting is geplaatst door verweerder bij een verzoek om overplaatsing wordt gekeken of overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is. Uit de inlichtingen die verweerder heeft  ingewonnen bij FPC Oostvaarderskliniek komt naar voren dat klager weliswaar een belangrijk deel van hetgeen waarvoor hij is veroordeeld ontkent, maar dat hij deelneemt aan verschillende vormen van therapie en dat er nog behandelmogelijkheden worden gezien. Dat er sprake zou zijn van een behandelimpasse is mede hierdoor niet aannemelijk geworden. Er worden ook overigens geen behandelinhoudelijke redenen gezien om klager, die nog maar sinds februari 2018 in FPC Oostvaarderskliniek verblijft, over te plaatsen naar een andere tbs-inrichting. Naar het oordeel van de beroepscommissie is het gelet op het bovenstaande niet in het belang van klagers behandeling om hem in het huidige stadium van zijn behandeling over te plaatsen naar een andere inrichting.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, drs. M.J. Selnick Marzullo en mr. T.B. Trotman, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 21 mei 2019.                 

           

              

 

            secretaris                                 voorzitter                   

 

 

 

 

 

Naar boven