nummer:R-18/2346/TA
betreft: [klager] datum: 3 juni 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.J. van Galen, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 22 november 2018 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 3 april 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.J. van Galen, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting […], jurist. Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van 22 april 2018 tot oplegging van een maatregel van afzondering op de eigen kamer (RV 2018-262).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager meent dat het beroep gegrond moet worden verklaard. De afzonderingsmaatregel had niet mogen worden opgelegd. Een afzondering na separatie ligt enkel voor de hand als er nog sprake is van een dingende noodzaak, aangezien een separatie al grote invloed kan hebben op de psychische gesteldheid van een verpleegde. Op 22 april 2018, drie dagen na de separatie, bleek dat klager vriendelijk en functioneel in zijn contact met sociotherapie was. Als gevolg van de goede houding van klager, is de separatiemaatregel beëindigd, maar is wel besloten klager in afzondering te houden. Deze twee beslissingen zijn tegenstrijdig en kan een averechts effect hebben vanwege de onevenredige belasting die dit oplevert voor de psyche van klager. Door de afzonderingsmaatregel kon klager zich minder functioneel en vriendelijk opstellen. De opgelegde voorwaarden zijn zeer onduidelijk en tegenstrijdig. De separatiemaatregel is beëindigd vanwege het vriendelijke en functionele gedrag van klager. Niettemin wordt als voorwaarde voor beëindiging van de afzondering als voorwaarde gesteld dat klager zich vriendelijk en functioneel opstelt in het contact met sociotherapie. Klager meent dat er geen aanleiding was klager de afzonderingsmaatregel op te leggen. Namens het hoofd van de inrichting is in beroep verwezen naar het tegenover de beklagcommissie ingediende verweerschrift. De inrichting heeft een fasering willen aanbrengen, omdat de overgang van de separeerruimte naar de afdeling te groot is. Deze beslissing is ook genomen ter bescherming van klager.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking de inschatting van de inrichting dat ondanks de verbetering van de gemoedstoestand van klager, die aanleiding vormde de separatiemaatregel te beëindigen, de gemoedstoestand en werkrelatie van klager nog kwetsbaar waren. Ten einde het gedragsbeeld van klager verder te stabiliseren en de werkrelatie met sociotherapie te normaliseren, heeft de inrichting naar het oordeel van de beroepscommissie kunnen besluiten de terugkeer van klager naar de afdeling stapsgewijs te laten plaatsvinden en hem eerst op de kamer af te zonderen. Overigens begrijpt de beroepscommissie uit de stukken dat klager op de dag van de kamerafzondering op 22 april 2018 zelf heeft aangegeven zich fysiek onrustig te voelen en daarbij als mogelijke reden de directe overplaatsing van de extra beveiligde separeerruimte naar zijn kamer heeft aangegeven. Dit zijn volgens hem veel prikkels. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en mr. drs. L.C. Mulder MCM, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 3 juni 2019
secretaris voorzitter