Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1470/TA-einduitspraak, 21 mei 2019, beroep
Uitspraakdatum:21-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Roken  v

 

nummer : R-18/1470/TA-einduitspraak

betreft: […]                                          datum: 21 mei 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. Y.H.G. van der Hut namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 17 juli 2018 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder ook te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 1 maart 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord mr. J.A.W. Knoester, de kantoorgenoot van klagers raadvrouw, en […], jurist bij FPC De Rooyse Wissel. Mr. J.A.W. Knoester heeft meegedeeld dat klager niet ter zitting zal verschijnen.

Bij RSJ 8 maart 2019, R-18/1470/TA-tussenuitspraak, waarvan de inhoud als ingelast dient te worden beschouwd, heeft de beroepscommissie de behandeling van de zaak geschorst en voor onbepaalde tijd aangehouden opdat een schouw met nader onderzoek in de inrichting wordt ingesteld. Op 26 maart 2019 heeft het lid mr. drs. L.C. Mulder, bijgestaan door de secretaris mr. H.S. van Gemert, een schouw met nader onderzoek gehouden in de inrichting. Hiervan is op 27 maart 2019 verslag opgemaakt, waarvan de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd en dat is toegestuurd aan het hoofd van de inrichting, klager en mr. J.A.W. Knoester, die in de gelegenheid zijn gesteld om vóór 8 april 2019 op dit verslag met overgelegde stukken en foto’s te reageren. Zowel klager als de jurist bij de inrichting heeft gereageerd op het verslag.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie Het beklag betreft de weigering te voldoen aan klagers verzoeken om andere en/of meer maatregelen te nemen ter voorkoming van de overlast die klager ondervindt van het roken door medeverpleegden (RV2018/000003). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.De standpunten van klager en van het hoofd van de inrichting

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt ter zitting van 1 maart 2019 als volgt toegelicht.

Klager heeft direct vanaf binnenkomst in de inrichting last gehad van de rook en dit aangegeven. Op zijn afdeling werd er maandenlang met de deur open gerookt. Het personeel rookte destijds ook nog bij anderen op de kamer en de hobbyruimte werd gebruikt als rookruimte, terwijl dit een gemeenschappelijke ruimte is. Na lange tijd hinder en last en nadat klager beklag had ingediend, is er door de inrichting enige actie ondernomen. De afzuiginstallatie, waarover wordt gesproken, betreft een afzuigsysteem ín de toiletruimte van de kamers dat waarschijnlijk voor met name de afzuiging van de vochtige lucht in de badkamer is bedoeld. De deur van de badkamer wordt meestal gesloten door de verpleegden en dit betekent dat er feitelijk helemaal geen afzuiging van rook in de kamers is. De afzuiginstallatie op de gangen staat standaard uit en moet handmatig aan worden gezet. Dit werd niet standaard door het personeel gedaan. Nadeel is dat door deze afzuiging de rook juist over de gehele gang werd getrokken en onderweg de kamers introk. Het nieuwe beleid van de inrichting wordt doorgaans niet nageleefd door de verpleegden, waardoor er (nog steeds) meerdere malen per dag met de deur open werd (en wordt) gerookt. Klager heeft inmiddels een nieuwe klacht ingediend die nog moet worden behandeld door de beklagcommissie. Eerdere klachten van klager omtrent het rookbeleid in FPC Dr. S. van Mesdag zijn gegrond verklaard. FPC De Rooyse Wissel heeft onvoldoende in het werk gesteld om de overlast van rook – hetgeen schadelijk is voor de gezondheid van klager – te verminderen. Het nieuwe beleid biedt onvoldoende soelaas, omdat het eenvoudigweg niet wordt nageleefd. Gekeken dient te worden naar andere mogelijkheden, zoals het verbinden van gevolgen aan overtreding van het rookbeleid door verpleegden, om te voorkomen dat anderen gezondheidsschade oplopen. Klager heeft astma en gebruikt hiervoor medicatie. Hij heeft regelmatig infecties/ontstekingen in keel en longen of deze zijn geïrriteerd. Klager heeft aangifte gedaan bij de politie van mishandeling. Roken op de kamer betekent bovendien brandgevaar. Verwezen wordt naar RSJ 1 maart 2016, 15/3318/TA, en RSJ 9 december 2014, 14/2680/GA. Het is de verantwoordelijkheid van het hoofd van de inrichting om maatregelen te treffen. Tijdens de schouw op 26 maart 2019 op de afdeling Nijl heeft klager nog het volgende toegevoegd.

Zijn verblijfsruimte op de afdeling Nijl, waar klager toentertijd verbleef en die hij zojuist heeft aangewezen, bevond zich schuin tegenover de hobbyruimte. Ten tijde van het indienen van het beklag waren daar regelmatig zeven tot acht personen aan het roken. Klager ondervond hiervan veel last. De gang en zijn kamer stonden continu blauw van de rook. Toen hij op de afdeling Nijl verbleef, stond de extra ventilatie in de gang standaard op stand 0. In die tijd kwam het voor dat personeelsleden samen met verpleegden op de kamer van een verpleegde rookten. Inmiddels is dit op de andere afdeling waar klager nu verblijft enigszins verbeterd. Als het rookverbod goed gehandhaafd zou worden, zou geen afzuigsysteem nodig zijn. Klagers leefomgeving dient rookvrij te zijn. Klager heeft aangegeven dat ook op de afdeling Delta 1, waar hij nu verblijft, het beleid niet wordt nagekomen. Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt ter zitting van 1 maart 2019 als volgt toegelicht. Verwezen wordt naar RSJ 14 januari 2019, 18/9/TA, waarin de beroepscommissie heeft aangegeven dat enige hinder door roken van medeverpleegden onvermijdelijk is. Het is niet altijd mogelijk om te voorkomen dat een sigaret wordt opgestoken. Als een deur van een medeverpleegde opengaat die in zijn verblijfsruimte heeft gerookt, dan ruik je sigarettenrook. De afzuiginstallatie heeft twee standen. De installatie staat altijd aan op stand 1 en zuigt een bepaalde hoeveelheid lucht per minuut af. Als een verpleegde de installatie op stand 2 wil dan moet dat gevraagd worden aan het personeel. Stand 2 is meer bedoeld voor calamiteiten, voor een situatie waarin vervuilde lucht snel moet worden afgezogen. Een dergelijke installatie wordt eenmaal in de zoveel tijd geïnspecteerd. In de deur tussen de verblijfsruimte en de badkamer zit een rooster, waardoor lucht ook als de badkamerdeur is gesloten, wordt afgezogen. Bij het niet opvolgen van het rookbeleid wordt geen straf/maatregel opgelegd. Wel wordt er corrigerend opgetreden. Verpleegden wordt gezegd de sigaret uit te maken. Personeel en verpleegden zijn op de hoogte van het rookbeleid. Ook voor het personeel is het verboden om te roken in de inrichting. Binnen het samenwerkingsverband TBS Nederland wordt gesproken over het rookbeleid.

Tijdens de schouw op 26 maart 2019 is namens het hoofd van de inrichting het volgende toegevoegd.

De installatie wordt onderhouden en gecontroleerd door Unica. Unica heeft op 25 maart 2019 nog een meting verricht op zowel de afdeling Nijl als de afdeling Delta. De gemeten waardes zijn op klagers toenmalige kamer op de afdeling   Nijl  /- 50 m3/h en op klagers huidige kamer op de afdeling Delta -/- 55 m3/h.

 Aan de normen voor verversing van de lucht in de kamers wordt ruimschoots voldaan. De metingen geven geen reden om de installatie aan te passen. Na de Schipholbrand zijn de kieren onder de deuren smaller gemaakt. Als er sprake zou zijn van een sterke rookontwikkeling is die daardoor lastiger weg te krijgen. Om die reden is extra een calamiteitenafzuigsysteem op de afdeling Nijl aangebracht. Gewoonlijk staat dat systeem uit, op stand 0. Als het personeel het systeem op stand 1 zet – de bediening van het systeem bevindt zich in de personeelskamer – wordt een onderdruk gecreëerd. Het komt regelmatig voor dat verpleegden de luikjes en dauerluftung dicht doen en dat er iets over het rooster tussen de kamer en de natte ruimte wordt gehangen, waardoor rook in de kamer blijft hangen. De stand van het rooster op de kamers wordt regelmatig gecontroleerd. De luchtverversing kan per kamer worden geregeld. Aan verpleegden wordt uitgelegd hoe om te gaan met het luchtverversingssysteem. Klager was ten tijde van het indienen van het beklag de enige niet-roker op de afdeling. In die tijd rookte het personeel soms in een kamer van een verpleegde. Ook in de hobbyruimte, die zich schuin tegenover de kamer van klager bevond en waar niet gerookt mocht worden, werd gerookt. Als een verpleegde die rookte toch zijn deur open had, werd hij daar op aangesproken. Het beleid is – ook voor het personeel – na 1 augustus 2018 aangescherpt. Er zijn nu nog maar vier plekken waar het personeel mag roken en die zijn buiten. Er wordt geen rokend personeel meer binnen de inrichting gezien. Verpleegden rookten ook in de telefooncel. De enige plek waar roken wordt toegestaan, is op de eigen kamer. Verpleegden worden erop aangesproken als zij daarbuiten of met open deur roken, maar het personeel maakt soms een andere keuze. Als er gerookt wordt in de woonkamer wordt er stevig opgetreden. Niet tegen te spreken valt dat klager af en toe last heeft van benauwdheid en de rook. De vraag is wat daaraan in alle redelijkheid kan wordengedaan. Door de NVWA is niet gecontroleerd in de inrichting. Met betrekking tot de ARBO zijn geen bijzonderheden gehoord. De methodiek van het ventilatiesysteem op de geschouwde afdelingen is dezelfde. Er zijn kleine verschillen. Als je het extra ventilatiesysteem, het calamiteiten-afzuigsysteem, op de afdeling Nijl hoog zet, creëer je een onderdruk en wordt rook uit de kamers aangezogen. In zoverre werkt het calamiteitenafzuigsysteem tegengesteld aan het reguliere ventilatiesysteem. De door het reguliere ventilatiesysteem gecreëerde drukverdeling wordt deels tenietgedaan door het andere systeem. Het ventilatiesysteem in de kamers functioneert voldoende. Dit wordt anders als verpleegden de luikjes en dauerluftung sluiten en/of het ventilatiesysteem afdekken. Door het personeel en de technische dienst wordt dit regelmatig gecontroleerd en worden blokkades weggehaald. De kamers worden tweemaal per jaar geïnspecteerd. Bij overmatig roken, douchen en gebruik van deodorant gaat het alarmsysteem dat met optische melders werkt wel eens af. De extra ventilatie wordt op verzoek en/of bijvoorbeeld zomers op stand 1 gezet. De airco is ongeveer twee jaar geleden aangebracht. De inrichting heeft een onderhoudscontract met Unica. Er vindt jaarlijks onderhoud aan de installatie plaats. Als de normen niet worden gehaald, wordt hierop gehandeld. De inrichting onderhoudt de installatie zoals het hoort. Het rookvrij leefklimaat is een belangrijk onderwerp voor de inrichting. Regelmatig vindt overleg hierover plaats met onder meer met GGz-instelling Vincent van Gogh. De inrichtingen zijn bestuurlijk gefuseerd. In 2025 dient de GGz rookvrij te zijn.

 Op de vraag of klager toentertijd wellicht in plaats van tegenover de hobbykamer op een kamer had kunnen worden geplaatst waar hij minder rookoverlast had kunnen ondervinden, bijvoorbeeld naast de rookvrije woonkamer, is bevestigend geantwoord.

Klager heeft op het verslag van de schouw als volgt gereageerd. Dit alles speelde zich af op de afdeling Nijl voordat het beleid op 1 augustus 2018 is aangescherpt. Het beklag dateert van 2 januari 2018. Uit het verslag van de schouw, pagina 2, volgt dat erkend wordt dat in die tijd het personeel in een kamer van een verpleegde rookte en dat ook in de hobbyruimte, die zich schuin tegenover klagers kamer bevond en waar niet gerookt mocht worden, werd gerookt. Gezegd wordt dat de rook wordt afgezogen via de kleine afzuiginstallatie in de douche maar dat ding zit negen op de tien keer dicht. Er wordt gerookt met de deur open en het personeel spreekt verpleegden hier niet op aan. Er staat geen sanctie tegenover het overtreden van de huisregel of het beleid. Daarnaast wordt nog steeds gedoogd – ook op het moment dat klager dit schrijft – dat er gerookt wordt met de deur open tijdens het ontvangen van bezoek op de kamer. Klager is het niet eens met de stelling van de inrichting dat het de verpleegden niet verboden kan worden om te roken. Ook de privéruimte moet aan de eisen voldoen. Op veel plekken in Nederland, in gevangenissen en ook op sommige tbs-afdelingen mag niet meer worden gerookt. Zo lang de inrichting klager geen rookvrije omgeving kan garanderen, dient het roken in de inrichting verboden te worden en dient alleen nog maar te worden toegestaan dat er buiten wordt gerookt. Namens het hoofd van de inrichting is met betrekking tot het verslag van de schouw het volgende aangevoerd. Tijdens de schouw is klager veel aan het woord geweest. De inrichting heeft bewust niet gereageerd op zijn woorden, omdat het een schouw betrof. Dit is op dat moment ook zo verwoord naar klager. Ten aanzien van pagina 2, de alinea beginnend met ‘Klager heeft aangegeven (...) tot (...) dertig sigarettenpeuken opgeraapt’ wil de inrichting benadrukken dat deze alinea het standpunt weergeeft zoals tijdens de schouw door klager naar voren is gebracht. De inrichting neemt hier afstand van en bestrijdt dat zijn kamer blauw van de rook was. Ook tijdens de schouw is volgens de inrichting niets van zulke overlast gebleken. In dezelfde alinea staat de volzin beginnend met ‘De regel dat alleen in de eigen kamer (...)’. Hier wordt een situatie bedoeld waarover een andere klacht van klager handelt, welke als beroepszaak (R-19/2867/TA) voorligt bij de beroepscommissie. Deze volzin is niet relevant voor de onderhavige klacht. Op pagina 3, een à drie regels van onderen, staat de zin: ‘De luchtverversing kan per kamer worden geregeld’. Deze zin kan mogelijk misverstanden opleveren, daarom hecht de inrichting eraan hier te melden dat de kamers een afzonderlijke luchtafzuiging kennen, maar dat deze niet per kamer afzonderlijk kan worden ingesteld. De inrichting regelt de technische dienst eenmalig conform de normen die daarvoor gelden. Ten aanzien van de twee zinnen op pagina 2, ‘Verpleegden worden erop aangesproken als zij daarbuiten of met open deur roken, maar het personeel maakt soms een andere keuze. Als er gerookt wordt in de woonkamer wordt er stevig opgetreden’: personeel moet soms een keuze maken tussen meerdere belangen die gediend moeten worden, zoals het handhaven van orde en veiligheid en het handhaven van het rookbeleid. Het dienen van meerdere belangen kan soms conflicterende situaties opleveren. In de woonkamer wordt niet gerookt. Ten aanzien van de zin ‘Niet tegen te spreken valt dat klager af en toe last heeft van benauwdheid en rook’ wordt opgemerkt dat klager bekend is met benauwdheid en astma. Door de formulering van deze zin kan de indruk ontstaan dat klager benauwd wordt door de rook, maar hij is ook zonder rook bekend met benauwdheid. Ten aanzien van de voorlaatste alinea van pagina 2, de twee zinnen beginnend met ‘Klager heeft aangegeven dat ten tijde van indienden van beklag (...)’ tot en met ‘(...) stonden continu blauw van de rook’, wordt opgemerkt dat het hier om een standpunt van klager gaat en dat de inrichting dit standpunt niet deelt. Ten aanzien van een van de laatste volzinnen van het verslag ‘Op de vraag of klager toentertijd (...) is bevestigend geantwoord’ wordt opgemerkt dat de aanwezigen namens de inrichting niet weten of er andere redenen zijn geweest om tot kamertoewijzing over te gaan.

3.De beoordeling

Op grond van het ten tijde van de bestreden beslissing geldende artikel 10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Tabaks- en rookwarenwet is het bevoegde orgaan in een gebouw of inrichting die onderscheidenlijk bij de Staat of een ander lichaam in gebruik is verplicht een rookverbod in te stellen, aan te duiden en te handhaven. In het ten tijde van de bestreden beslissing geldende artikel 6.2 van de Tabaks- en rookwarenbesluit zijn de uitzonderingen op de verplichting een rookverbod in te stellen opgenomen. De onder a in dat artikellid vermelde uitzondering geldt: ‘In ruimten waar geen inbreuk mag worden gemaakt op de persoonlijke levenssfeer’. Een verblijfsruimte van een verpleegde is als zodanig aan te merken. In artikel 5.6 van de toentertijd geldende huisregels is, voor zover van belang, het rookbeleid van de inrichting als volgt omschreven:

1.Het is toegestaan om in uw kamer en op de patio te roken, tenzij daaraan in het belang van de orde en de veiligheid beperkingen worden gesteld.

2.Naast de in het vorige artikellid genoemde uitzondering, geldt binnen de kliniek een algeheel rookverbod.

Uit de hiervoor vermelde in de inrichting geldende regelgeving volgt dat ten tijde van het indienen van het beklag in de inrichting een algemeen rookverbod van kracht was en dat verpleegden enkel in de persoonlijke verblijfsruimte mochten roken. Door klager is gesteld, en dit is niet door het hoofd van de inrichting betwist, dat hij overlast ondervond door het roken en het benauwd had door rookoverlast, mede in verband met zijn astma. Omdat door klager is aangevoerd dat mogelijk de afzuiginstallatie niet naar behoren zou functioneren, is de behandeling van de zaak aangehouden opdat de inrichting nadere informatie zou verstrekken over de inspectie en het onderhoud van de afzuiginstallatie en is op 26 maart 2019 een schouw in de inrichting gehouden. Gelet op de voorafgaand aan de schouw en tijdens de schouw door de inrichting verstrekte informatie, die is doorgezonden aan klager en de raadsman, gaat de beroepscommissie ervan uit dat de betreffende afzuiginstallatie en de daarmee samenhangende voorzieningen voldeden aan de ten aanzien van deze apparatuur geldende eisen en dat de afzuiginstallatie ten tijde van het indienen van het beklag naar behoren functioneerde. Uit het onderzoek ter zitting, de schouw en de onderliggende stukken is gebleken dat ten tijde van het indienen van het beklag er regelmatig met open deur door verpleegden en het personeel werd gerookt in onder meer de hobbyruimte die zich tegenover klagers kamer bevond, hetgeen in strijd is met het in artikel 5.6 van de huisregels vermelde rookbeleid. Voorts diende overeenkomstig het bepaalde onder 4.4 van bijlage 3 van de huisregels de deur van de verblijfsruimte van een verpleegde tijdens het ontvangen van bezoek op de kamer op een kier van ongeveer tien centimeter open te staan. Klager heeft aangegeven dat het voorkwam dat tijdens het ontvangen van bezoek op kamer met open deur werd gerookt. Dit is niet door de inrichting betwist. Feit is dat het roken met open deur zonder meer voor rookoverlast zorgt op de gang, een ruimte die geen deel uitmaakt van de persoonlijke verblijfsruimte en waarvoor het rookverbod geldt. De beroepscommissie acht aannemelijk geworden dat het toenmalige rookbeleid onvoldoende werd nageleefd en ook niet effectief werd gehandhaafd. Voorts is niet duidelijk geworden waarom klager die vele malen heeft aangegeven dat hij overlast ondervond door de rook op de afdeling Nijl niet is geplaatst in een verblijfsruimte vlakbij de huiskamer waar volgens de inrichting het rookverbod wel effectief werd nageleefd/gehandhaafd. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan aan het hoofd van de inrichting worden verweten dat deze het in de inrichting geldende rookverbod voor de openbare ruimten onvoldoende heeft gehandhaafd en onvoldoende maatregelen heeft getroffen om te voorkomen dat klager overlast ondervond door de rook.

De beroepscommissie zal derhalve het beroep gegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen. Zij zal het beklag alsnog gegrond verklaren en aan klager voor de periode vanaf het indienen van het beklag op 2 januari 2018 tot de datum waarop hij is overgeplaatst naar een andere afdeling, te weten: 12 februari 2019 een tegemoetkoming toekennen van € 140,=.

4.De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager ter zake een tegemoetkoming toe van € 140,=

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, en mr. drs. J.P. Meesters en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 21 mei 2019.     

    

 

secretaris                voorzitter

Naar boven