Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1462/GA, 08 april 2019, beroep
Uitspraakdatum:08-04-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/1462/GA

betreft: [klager]            datum: 8 april 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V.P.J. Tuma, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 25 juli 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,  alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 8 maart 2019, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Nieuwegein. Klager en zijn raadsman mr. V.P.J. Tuma zijn niet ter zitting verschenen. Als toehoorder was aanwezig J.A. van der Veen, werkzaam bij de Raad.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek om in een verslavingskliniek te worden geplaatst (NM 2017/504). De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt –zakelijk weergegeven – toegelicht. De beslissing van de directeur is ontoereikend gemotiveerd, aangezien de beslissing enkel is gebaseerd op het negatieve advies van de officier van justitie. De psycholoog heeft vervolgens enkel vanwege dit advies eveneens een negatief advies gegeven. Voorts is klager van mening dat de directeur ook bij een negatief advies van de officier van justitie, vanwege zwaarwegende gronden kan beslissen een gedetineerde in een verslavingskliniek te plaatsen. Klager is voorts van mening dat dergelijk zwaarwegende gronden destijds aanwezig waren. Hij is reeds een decennium harddrugsverslaafd en hij was niet eerder bereid zijn medewerking te verlenen aan plaatsing in een verslavingskliniek, ondanks de adviezen daartoe van de reclassering, psycholoog en psychiater. Voorts is van belang dat klager ten tijde van zijn detentie in de p.i. Nieuwegein in een methadonprogramma liep. Bovendien acht klager het negatieve advies van de officier van justitie onbegrijpelijk. Niet duidelijk is op welk vonnis van de rechtbank de officier van justitie doelt. Klager stelt zich op het standpunt dat de rechtbank nimmer een dergelijke overweging heeft gemaakt. Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming. De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De directeur kan zich vinden in de uitspraak van de beklagrechter. Het is niet zo dat een gedetineerde recht heeft op plaatsing in een verslavingskliniek. De directeur moet verschillende partijen om advies vragen. Het advies van de officier van justitie was erg duidelijk. Daarom heeft de directeur ook de psycholoog verzocht nogmaals naar het verzoek te kijken. Dit heeft ertoe geleid dat de psycholoog van standpunt is gewijzigd en ook negatief heeft geadviseerd. Het betreft een gezamenlijk advies van het multidisciplinair overleg. De directeur zag geen noodzaak om klager op dat moment in een verslavingskliniek te plaatsen. Klager moet wel op enig moment aan zijn verslaving gaan werken, maar dat hoeft niet perse tijdens zijn detentie.

3.         De beoordeling

Op grond van het eerste lid van artikel 43 van de Pbw heeft de gedetineerde recht op sociale verzorging en hulpverlening. Op grond van het derde lid van dat artikel draagt de directeur zorg voor overbrenging van de gedetineerde naar de daartoe bestemde plaats, indien de in het eerste lid omschreven zorg en hulp dit noodzakelijk maken en een dergelijke overbrenging zich verdraagt met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur, gelet op alle aanwezige informatie, in redelijkheid heeft kunnen beslissen klagers verzoek om plaatsing in een verslavingskliniek af te wijzen. Niet gebleken is dat plaatsing in een verslavingskliniek op dat moment noodzakelijk was. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

3.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 8 april 2019            

 

 

secretaris                                                        voorzitter

  

Naar boven