Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1223/GA, 08 april 2019, beroep
Uitspraakdatum:08-04-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1223/GA

betreft: [klager]            datum: 8 april 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.A. Bouw, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 6 juli 2018 van de beklagcommissie bij de locatie Esserheem te Veenhuizen, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel gedurende tien dagen, wegens het bij een celinspectie aantreffen van een mobiele telefoon en hasj (Eh 2018/000225). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het beroep als volgt schriftelijk toegelicht. Door de wijze waarop de directeur de feitelijke verschrijving in de schriftelijke mededeling van 12 mei 2018 heeft willen herstellen, zijn er feitelijk twee gelijkwaardige beslissingen ontstaan. Verwezen wordt naar een uitspraak van de Raad van 26 maart 2014 (RSJ 13/3772/GA), waarin de beroepscommissie overwoog dat in een dergelijk geval de juiste weg was geweest de uitreiking van een schriftelijke mededeling, gedagtekend datum uitreiking, met de enkele vermelding dat in de eerdere mededeling door een kennelijke schrijffout een verkeerd aantal dagen bestraffing is vermeld. Dit is niet gebeurd. Namens klager is verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De directeur blijft bij het standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie.

3.         De beoordeling

Namens klager is verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, omdat de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. Zij acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.
Uit de inlichtingen van de directeur, waarin is verwezen naar de handgeschreven aantekeningen op het bij die inlichtingen meegezonden schriftelijke verslag van 11 mei 2018 en de beslissing van 12 mei 2018, komt naar voren dat klager al op 12 mei 2018 heeft kunnen en moeten begrijpen dat de beslissing van 12 mei 2018 een verschrijving bevatte ten aanzien van de strafduur en dat aan hem een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een andere cel dan een strafcel was opgelegd. In de mededeling van 14 mei 2018 is aangegeven dat deze de beslissing van 12 mei 2018 vervangt, omdat daarin de strafduur verkeerd was vermeld. Van een nieuwe beslissing waarbij voor dezelfde feiten opnieuw en voor de tweede keer straf werd opgelegd was geen sprake en dit moet klager zonder meer duidelijk zijn geweest.
Gelet op het voorgaande kan hetgeen in beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J. Schagen MA en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 9 april 2019.

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven