Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2085/GM, 20 mei 2019, beroep
Uitspraakdatum:20-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/2085/GM

betreft: [klager]                                                           datum: 20 mei 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.C. van de Wijngaart, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting Veenhuizen,  alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 4 juli 2018 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.  De beroepscommissie heeft de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman mr. K.C. van de Wijngaart, om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in de verzoeken om bemiddeling aan de medisch adviseur van 27 mei 2018 en 6 juni 2018, betreft de beslissing klager niet (geheel) arbeidsongeschikt te verklaren.

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De beslissing is op onjuiste gronden gebaseerd. In de reactie van de inrichtingsarts is vermeld dat er nog een aanvullend onderzoek zal worden gedaan in de vorm van een echo. Ondertussen blijft klager slechts deels arbeidsongeschikt. Klager wenst het nadere onderzoek af te wachten alvorens een oordeel wordt gegeven over de mate van arbeidsongeschiktheid.

De inrichtingsarts heeft in beroep als volgt gereageerd.

Uit het medisch dossier komt naar voren dat klager bij herhaling door de huisarts is onderzocht, waarbij geen beperkingen van de schouderfuncties zijn vastgesteld. Op 5 juni 2018 is klager in het ziekenhuis gezien door de orthopeed, die ook geen duidelijke oorzaak van de schouderklachten kon vinden. Om niets over het hoofd te zien is besloten om nog een echo van de schouder te maken. Op 13 juli 2018 heeft klager opnieuw een consult gehad op de afdeling orthopedie. Onduidelijk is of die dag een echo is gemaakt. Het medisch dossier vermeldt dat op 10 augustus 2018 een bericht is ingekomen van de afdeling orthopedie van het Wilhelmina Ziekenhuis Assen, maar niet duidelijk is wat dat bericht inhoudt en of het de uitslag van de echo betreft. De inrichtingsarts wijst erop dat ook volgens de medisch adviseur als mogelijke oorzaak van de klachten eventueel gedacht kan worden aan overbelasting als gevolg van sporten. De inrichtingsarts heeft geconcludeerd dat in elk geval geen beperkingen in de schouderfunctie zijn vastgesteld en dat er geen reden was om klager (in het geheel) niet aan de arbeid te laten deelnemen.

3.         De beoordeling

Uit de stukken volgt dat klager last had van eerst knieklachten en later ook schouderklachten. Aan klager is fysiotherapie voorgeschreven en geadviseerd te sporten op geleide van de fysiotherapie. Klager is voor de schouderklachten ook onderzocht in het Wilhelmina Ziekenhuis Assen door de orthopeed, die zijn bevindingen op verzoek van klager op 5 juni 2018 aan de medische dienst van de inrichting heeft teruggekoppeld. De oorzaak van de klachten was niet geheel duidelijk – hoewel een groot deel van zulke klachten vaak het gevolg is van overbelasting – en daarom zou nog een echo worden gemaakt. De orthopeed heeft verder gezegd dat het wellicht zinvol is om klager tot de uitslag op een rustiger schema te zetten, maar dat is een beslissing die volgens hem door de inrichting moet worden genomen. Ten tijde van de bemiddeling door de medisch adviseur was nog geen uitslag van een echo bekend. Eind 2017 was van klagers knie al een echo gemaakt, waaruit bleek dat er sprake was van een Bakerse cyste van circa 2 centimeter. De inrichtingsarts heeft klager deels arbeidsongeschikt verklaard en geoordeeld dat klager aangepast werk kan doen. De beroepscommissie is van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Hierbij is in aanmerking genomen dat klager veelvuldig is gezien door de medische dienst, dat er geen beperkingen in zijn bewegingspatroon zijn vastgesteld – noch in verband met de knieklachten noch in verband met de schouderklachten – en dat ook de orthopeed geen oorzaak van de door klager gepresenteerde pijnklachten kon vinden. Gelet op de aard van de klachten en de overige medische bevindingen is de beslissing om klager niet volledig arbeidsongeschikt te verklaren en om te volstaan met aangepast werk niet onzorgvuldig, ook al was ten tijde van de bestreden beslissing nog geen uitkomst van de echo, die voor de zekerheid van de schouder zou worden gemaakt, bekend.

Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. J.H.AM.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 20 mei 2019
                                              

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven