Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1974/TA, 3 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:03-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:           R-18/1974/TA

betreft: [klager]                                    datum: 3 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.J. van Galen, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 11 oktober 2018 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 3 april 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.J. van Galen, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting […], jurist.  Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek een psychiater te spreken (RV 2019-66). De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager meent dat het beroep gegrond moet worden verklaard. De beklagcommissie had klager ontvankelijk in zijn beklag moeten verklaren en dit beklag gegrond moeten verklaren. De klacht ziet op een beslissing van een medewerker tot afwijzing van zijn verzoek de psychiater te mogen spreken. De beslissing is onvoldoende zorgvuldig genomen en had eerder moeten worden genomen, gelet op de ernst van de situatie en het feit dat hij deze hulp nodig achtte gezien zijn gemoedstoestand. De klacht van klager ziet niet op een zorgplicht of bejegening door het personeel, maar op het recht op contact met personeel en medici als bedoeld in artikel 34 van de Bvt. Klager kon pas na vier dagen, ondanks herhaaldelijke verzoeken, in gesprek gaan met een psychiater. Daarmee is miskend dat op grond van artikel 34 van de Bvt tijdens de afzondering het nodige contact tussen personeelsleden en/of medewerkers en verpleegde gewaarborgd moet blijven en afgestemd moet zijn op de verpleegde. Nu geen arts is ingeschakeld of deze heeft verzuimd klager te bezoeken, kan niet gesteld worden dat de klacht ziet op een zorgplicht. Klagers wettelijk recht op verzorging is belemmerd. Een medewerker van de inrichting heeft geconcludeerd dat geen sprake was van een crisissituatie. Ingevolge artikel 56, derde lid, van de Bvt wordt een beslissing van het personeel gelijk gesteld aan beslissingen van het hoofd van de inrichting, waardoor wel beklag hiertegen open stond. Er is evident sprake van een klacht over een beslissing van het personeel en niet over de bejegening van het personeel. De crisissituatie is onjuist beoordeeld, waardoor niet tot een afwijzing van het verzoek had kunnen worden gekomen. In de afweging die heeft plaatsgevonden is klager niet betrokken. Aan hem is niet gevraagd of sprake was van een crisissituatie en waarom klager dit gesprek nodig achtte. Dit had op z’n minst moeten worden nagegaan. Het oordeel dat geen sprake was een crisissituatie is onbegrijpelijk gelet op de aanleiding van klagers afzondering. In de schriftelijke mededeling van de afzondering  wordt namelijk de ernst van de voorgevallen situatie benadrukt. Klager stelt zich subsidiair op het standpunt dat onvoldoende is gereageerd op klagers stelling dat het vier dagen na klagers verzoek heeft geduurd alvorens hij een psychiater kon spreken. Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op grond van vaste jurisprudentie van de beroepscommissie, o.a. RSJ 9 september 2007, 06/1828/TA, is geen sprake van een beklagwaardige beslissing. Klager heeft verzocht om een gesprek met een psychiater. De behandelend psychiater was niet beschikbaar, reden waarom naar een andere is gezocht.

3.         De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat uit artikel 34, vijfde en zesde lid, van de Bvt geen recht op psychiatrische hulpverlening kan worden afgeleid, hetgeen aansluit bij de jurisprudentie van de beroepscommissie (o.a. RSJ 9 september 2007, 06/1828/TA). Het in het zesde lid van artikel 34 van de Bvt neergelegde recht op contact, kan niet zo worden uitgelegd dat dit contact op verzoek van klager met een psychiater dient te zijn. Enkel indien sprake is van een schending van het recht op contact door het niet betrachten van de in dit artikel neergelegde zorgplicht, kan sprake zijn van een ontvankelijk en gegrond beklag. Deze situatie deed zich voor in bijvoorbeeld RSJ 8 februari 2007, 06/2163/TA, 06/2164/TA en 06/2166/TA, waarin in het geheel niet werd ingegaan op verzoeken van de verpleegde om contact met een psychiater. In onderhavige zaak is hiervan geen sprake. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en mr. drs. L.C. Mulder MCM, leden,  in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 3 juni 2019

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven