Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1601/GA, 28 mei 2019, beroep
Uitspraakdatum:28-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1601/GA

betreft: [klager]            datum: 28 mei 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Schepers, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 augustus 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 15 mei 2019, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klagers raadsman mr. J. Schepers, de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Leeuwarden en mevrouw […], juridisch medewerker. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Als toehoorder was aanwezig mevrouw […], senior secretaris bij de Raad.
Ter zitting heeft de directeur de testuitslag van de urinecontrole overgelegd die zal worden toegevoegd aan het dossier. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens een positieve urinecontrole (LW-2018-237). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De score van de urinecontrole betrof een score die gelijk is aan de zogeheten ‘afkapwaarde’ van 50. Klager is van mening dat sprake is van afbouw en daarom is het opleggen van een disciplinaire straf niet redelijk en billijk. Gezien de lage score en de landelijke sanctiekaart is de opgelegde straf bovendien niet proportioneel. In beginsel dient immers eerst een waarschuwing of een voorwaardelijke straf te volgen. Uit de schriftelijke mededeling blijkt niet dat dit is overwogen en daarom is in ieder geval sprake van een motiveringsgebrek. De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft positief gescoord op het gebruik van softdrugs en daarom kon een disciplinaire straf worden opgelegd. Op 2 april 2018 heeft hij ook positief gescoord. Van afbouw is geen sprake, omdat tussen de twee positieve urinecontroles op 30 april 2018 een urinecontrole is afgenomen die negatief was.

3.         De beoordeling

Vast is komen te staan dat klager op 20 juni 2018 een urinecontrole heeft ondergaan en daarbij positief heeft gescoord op het gebruik van softdrugs met een score van 50, de zogeheten ‘afkapwaarde’. Dat sprake is van afbouw is - gelet op de negatieve urinecontrole van 30 april 2018 - niet aannemelijk geworden. Aan klager kon dan ook in redelijkheid een disciplinaire straf worden opgelegd. Met betrekking tot wat is aangevoerd ten aanzien van de hoogte van de opgelegde straf overweegt de beroepscommissie als volgt. Uit het dossier blijkt dat bij klager op 19 maart 2018 een urinecontrole is afgenomen en dat hij daarbij positief heeft gescoord. Dit is drie maanden en een dag voor onderhavige urinecontrole. Uit het dossier volgt dat klager op 2 april 2018 ook een urinecontrole heeft ondergaan, waarvan de uitslag positief was. Volgens de landelijke sanctiekaart 2016 kan zowel bij een eerste als bij een tweede positieve urinecontrole binnen een periode van drie maanden gesanctioneerd worden met een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere cel dan een strafcel. De opgelegde straf valt dan ook binnen de kaders van de landelijke sanctiekaart 2016 en kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Wat in beroep is aangevoerd kan daarom niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. H. Heddema en mr. R.H. Koning, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 28 mei 2019.

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven