Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/134/GA, 17 mei 2019, beroep
Uitspraakdatum:17-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Telefoon  v

 

nummer:          R-18/134/GA

betreft: [klager]            datum: 17 mei 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 14 januari 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie De Schie te Rotterdam, betreffende de weigering om klager voorafgaand aan een transport met zijn raadsvrouw te laten bellen (S-2017-000905), alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. M.C. Levy om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De beoordeling

Klager verzoekt het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, omdat de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. Zij acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen. Op grond van artikel 39, vierde lid, van de Pbw wordt een gedetineerde in staat gesteld met de in artikel 37, eerste lid, genoemde personen en instanties – waaronder de rechtsbijstandverlener van de gedetineerde – telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat. Op grond van paragraaf 3.9.2 van de huisregels van de Terroristenafdeling van de locatie De Schie kan een gedetineerde een gesprek met een geprivilegieerd contact aanvragen bij het dienstdoende personeel en wordt het tijdstip hiervan bepaald in overleg met het afdelingspersoneel. Klager stelt dat hij in de ochtend of namiddag op transport zou gaan. Om 08:45 uur verzocht klager in de gelegenheid te worden gesteld met zijn raadsvrouw telefonisch contact te hebben om overleg te plegen over een besluit van de selectiefunctionaris. Vanwege het reeds geplande transport werd dit geweigerd. De beroepscommissie acht niet onredelijk dat wegens het ontbreken van gelegenheid daartoe klager niet is toegestaan met zijn raadsvrouw te telefoneren. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

2.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Vogel, secretaris, op 17 mei 2019.

 

secretaris        voorzitter

 

 

Naar boven